e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eisden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tweede luiden voor de mis luiden: loeije (Eisden), trumpen: trumpe (Eisden, ... ), ⁄t trump (Eisden) Het luiden van de klokken op zondag een half uur en/of een kwartier vóór de aanvang van de vroegmis, de hoogmis, het lof of de vespers. [N 96A (1989)] || Het tweede luiden vóór de hoogmis [tezamen luiden, tsezame loeë]. [N 96A (1989)] || Veelal wordt de kerkklok tweemaal gehoord voor men naar de mis gaat; hoe zegt men wanneer men ze voor de tweede maal hoort? [ZND 36 (1941)] III-3-3
tweede pas tweede pas: twiǝdǝ pas (Eisden) [N 59, 76b] II-7
twijg takje: tɛkskǝ (Eisden), wisje: weskǝ (Eisden) Vaak wordt in plaats van een zweep ook een twijg gebruikt om het paard aan te vuren. [JG 1a, 1b; monogr.] I-10
u-vormige hoeve open geleg: ōpǝ [geleg] (Eisden) De bebouwing ligt in hoefijzervorm; de binnenplaats is aan drie zijden gesloten door woonhuis, stallen en schuren. Enkele opgaven komen overeen met de algemene benaming voor de boerderij; ter plekke is dan de U-vormige bouw de algemeen gebruikelijke. Voor de fonetische documentatie van deze gevallen wordt verwezen naar het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 5. [N 4A, 3] I-6
ui, ajuin un: un (Eisden), unne: ønə (Eisden) ajuin [ZND 01 (1922)] || ajuin (sg) [Goossens 1b (1960)] I-7
uier uier: y.u̯ǝr (Eisden), yu̯ǝr (Eisden), ȳǝ.r (Eisden), øi̯ǝr (Eisden) [JG, 1b; A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a en 39b]De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] || Uier, alle tepels samen. [N 19, 19b; JG 1a, 1b] I-11, I-12, I-9
uieren uieren: øjǝrǝ (Eisden) Een zwellende uier krijgen in de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 35; A 9, 16; monogr.] I-11
uit de tegengestelde richting dan die van de losplaats aankomen van onderop: van ôônger op kôômen (Eisden) Hoe zegt men: uit een richting tegengesteld aan die van de losplaats? [N 93 (1983)] III-3-2
uit een schuine richting t.o.v. die van de losplaats aankomen van de bos: ps. heb dit antwoord gesplitst, of bedoelt invuller dit als één antwoord (dus: van de bos of van de maas kôômen) - ken deze uitdrukking niet.  van de bos kôômen (Eisden), van de maas: ps. heb dit antwoord gesplitst, of bedoelt invuller dit als één antwoord (dus: van de bos of van de maas kôômen) - ken deze uitdrukking niet.  van de maas kôômen (Eisden) Hoe zegt men: uit een richting schuin ten opzichte van die van de losplaats? [N 93 (1983)] III-3-2
uiteenploegen uitereenvaren: ūtǝręi̯.nvã.rǝ (Eisden) Manier van ploegen (met een "enkele" ploeg), waarbij de voren in de richting van de zijkanten van de akker worden omgekeerd. Nadat men aan een van beide zijden de eerste voor heeft geploegd, laat men de ploeg slepend over de wendakker gaan naar de andere zijde, om daar de tweede voor te ploegen. Via de andere wendakker verplaatst men zich weer naar de overzijde. Achtereenvolgens ploegt men nu de 3e voor tegen de Ie, de 4e tegen de 2e, enz. Terwijl de sleepweg van de ploeg over de wendakkers steeds korter wordt, komen de beide voren dichter bij elkaar te liggen, totdat zij midden op de akker bij elkaar komen en daar een greppel of laagte vormen. Voor de termen aanschieten op de reen en op de reen beginnen zie men ook het lemma de eerste voor ploegen, onder C. [N 11, 48; N 11A, 121a; JG 1a + 1b; A 33, 1a + b; monogr.] I-1