27711 |
bunkerruimte |
bunker:
bøŋkǝr (Q007p Eisden
[(Eisden)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Bunker waarin bijvoorbeeld kolen (Q 121, Q 121c) of cokes (L 426) kunnen worden opgeslagen. [N 95, 108; monogr.]
II-5
|
24459 |
bunzing |
fis:
vis (Q007p Eisden, ...
Q007p Eisden)
|
bunzing [ZND 01u (1924)], [ZND 48 (1954)]
III-4-2
|
21507 |
burgemeester |
burgemeester:
burgemeister (Q007p Eisden)
|
burgemeester [ZND 44 (1946)]
III-3-1
|
21303 |
buskruit |
poeder:
poeier (Q007p Eisden)
|
buskruit [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
33131 |
bussel kort stro |
bocht:
buxt (Q007p Eisden),
warbussel:
wǫrbøsǝl (Q007p Eisden),
wǫrbø̜sǝl (Q007p Eisden)
|
Wanneer men het stro bijeengebonden heeft, ligt het graan op de dorsvloer, nog vermengd met eindjes kort stro, lege aren en kaf. Men harkt dan eerst de korte eindjes stro bijeen, en stopt deze in een bussel. Hier staan de benamingen voor deze bussel stro met harksel erin bijeen. [N 14, 29 en 33; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 48, 34.3b; Lu 2, 34.3b; monogr.; add. uit N 14, 25 en 28]
I-4
|
33129 |
bussel uitgedorst stro |
bos:
bū.š (Q007p Eisden),
bussel:
bø̜sǝl (Q007p Eisden)
|
Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat]
I-4
|
18586 |
bustehouder |
soutien (fr.):
sutjä (Q007p Eisden),
sytjeͅn (Q007p Eisden)
|
bustehouder, steunlijfje voor de boezem [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20223 |
buurman |
die van bij ons neven:
het is van mienen nonk, van mien ma, van bij os neven (Q007p Eisden),
gebuur:
gebuur (Q007p Eisden),
nabuur:
noaber (Q007p Eisden)
|
buurman [ZND 22 (1936)], [ZND 44 (1946)] || Het is van mn oom, van mn moeder, van buurman [ZND 44 (1946)]
III-3-1
|
20241 |
buurt |
nabuur:
hai woènt in de noaber (Q007p Eisden)
|
Hij woont in de buurt [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
21305 |
buurten |
uchteren:
uchtere (Q007p Eisden)
|
Hoe heet het gebruik in de winter s avonds bij de buren te gaan zitten praten? [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|