e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eisden

Overzicht

Gevonden: 3771
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bunkerruimte bunker: bøŋkǝr (Eisden  [(Eisden)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Bunker waarin bijvoorbeeld kolen (Q 121, Q 121c) of cokes (L 426) kunnen worden opgeslagen. [N 95, 108; monogr.] II-5
bunzing fis: vis (Eisden, ... ) bunzing [ZND 01u (1924)], [ZND 48 (1954)] III-4-2
burgemeester burgemeester: burgemeister (Eisden) burgemeester [ZND 44 (1946)] III-3-1
buskruit poeder: poeier (Eisden) buskruit [ZND 22 (1936)] III-3-1
bussel kort stro bocht: buxt (Eisden), warbussel: wǫrbøsǝl (Eisden), wǫrbø̜sǝl (Eisden) Wanneer men het stro bijeengebonden heeft, ligt het graan op de dorsvloer, nog vermengd met eindjes kort stro, lege aren en kaf. Men harkt dan eerst de korte eindjes stro bijeen, en stopt deze in een bussel. Hier staan de benamingen voor deze bussel stro met harksel erin bijeen. [N 14, 29 en 33; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 48, 34.3b; Lu 2, 34.3b; monogr.; add. uit N 14, 25 en 28] I-4
bussel uitgedorst stro bos: bū.š (Eisden), bussel: bø̜sǝl (Eisden) Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat] I-4
bustehouder soutien (fr.): sutjä (Eisden), sytjeͅn (Eisden) bustehouder, steunlijfje voor de boezem [N 25 (1964)] III-1-3
buurman die van bij ons neven: het is van mienen nonk, van mien ma, van bij os neven (Eisden), gebuur: gebuur (Eisden), nabuur: noaber (Eisden) buurman [ZND 22 (1936)], [ZND 44 (1946)] || Het is van mn oom, van mn moeder, van buurman [ZND 44 (1946)] III-3-1
buurt nabuur: hai woènt in de noaber (Eisden) Hij woont in de buurt [ZND 22 (1936)] III-3-1
buurten uchteren: uchtere (Eisden) Hoe heet het gebruik in de winter s avonds bij de buren te gaan zitten praten? [ZND 22 (1936)] III-3-1