e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eisden

Overzicht

Gevonden: 3771
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de grond omwoelen moren: mǫu̯rǝ (Eisden) Met de hoorns de grond omwoelen, gezegd van de koe. [N 3A, 9c] I-11
de grond vasttreden, aanstampen aantreden: ān[treden] (Eisden) In de moestuin of op een klein perceeltje kan men - wanneer men niet over een hand- of tuinrol beschikt - de bewerkte grond platkloppen met de spade, de schoep of een plet-plank ofwel vasttreden met de voeten, waarbij dan vaak plankjes onder de klompen worden gebonden. Voor de dialectvarianten van het woord(deel) ''treden'' zij verwezen naar het lemma ''het land aftreden''. [JG 1a + 1b + 1d; N P, 20 add.; monogr.] I-2
de gummiring afnemen het caoutchoucje afpakken: katjoeke aafpakken (Eisden) het afnemen van de gummiring? [N 93 (1983)] III-3-2
de helft vragen ieder de helft: ai als in bai  eder dailf (Eisden) Wat roepen de kinderen als ze de helft vragen van iets, bijvoorbeeld van iets dat ze tegelijkertijd hebben gevonden? [ZND 26 (1937)] III-3-2
de hittegraad vaststellen op het ijzer spijen: op ǝt īzǝr spejǝ (Eisden) De hittegraad van het persijzer vaststellen door met een natte vinger te voelen of bijv. door op het ijzer te spugen. [N 59, 78] II-7
de hoogkar doen achteroverslaan opstoten: ōpstǫu̯tǝ (Eisden) De hoogkar doen achteroverslaan, zodat de berries omhoog steken. Het paard dient daartoe te worden uitgespannen, aangezien de bak van de hoogkar niet kantelbaar is. [N 17, 89] I-13
de kaarten schudden ondersteken: ??  de kaarte goot oo-ungersteke (Eisden) Hoe heet het dooreenmengen van speelkaarten? Vertaal: De kaarten goed ... [ZND 36 (1941)] III-3-2
de klok met ingestopte ringen terug naar het lokaal brengen binnenbrengen: de klok bènne brèngen (Eisden) de klok met ingestopte ringen terug naar het lokaal brengen? [N 93 (1983)] III-3-2
de lucht stuwen of blazen blazen: blōzǝ (Eisden  [(Eisden)]   [Zwartberg, Waterschei]) Zie de toelichting bij het lemma Luchtstroom. [N 95, 222] II-5
de melk inhouden ophouden: ōphau̯wǝ (Eisden) Tijdens het melken plotseling geen melk meer geven, gezegd van de koe. [N 3A, 69; monogr.] I-11