20369 |
getuige |
getuige:
getuge (Q007p Eisden)
|
de getuige bij het huwelijk [tsuuch] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
21321 |
getuigen |
tuigen:
tyyge (Q007p Eisden)
|
getuigen [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
33388 |
getuigrek |
haak:
hãk (Q007p Eisden)
|
Het zwaardere paardetuig wordt meestal opgehangen aan de muur aan een rek, zware stokken, haken, knuppels, balkjes etc. Het kan ook op een plank gelegd worden. De benamingen geven vaak aan om welke mogelijkheid het gaat. Benamingen die naar een kast of kist verwijzen, zijn overgeplaatst naar het lemma "getuigkast" (2.3.7). Zie ook dat lemma. [N 5A, 59e; add. uit N 13, 81]
I-6
|
19092 |
gevaarlijk |
gevaarlijk:
mait fuur speelə is gəvoarlək (Q007p Eisden)
|
Met vuur spelen is gevaarlijk. [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|
19093 |
gevaarlijke kerel |
gevaarlijk:
dat is ənə gevoarləkə kairəl (Q007p Eisden)
|
Dat is een gevaarlijke kerel. [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|
30181 |
gevak |
gevak:
gǝvak (Q007p Eisden)
|
Het open vak dat ontstaat wanneer de horizontale en verticale balken aan elkaar bevestigd worden. In het gevak wordt het vlechtwerk of het metselwerk aangebracht. [N 4A, 52e; monogr.]
II-9
|
23899 |
gevallen engelen |
gevallen engelen:
gevalle èngele (Q007p Eisden)
|
De gevallen engelen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21322 |
gevangenis |
prison (<fr.):
Van Dale: prison (<Fr.), (gew.) gevangenis.
prezung (Q007p Eisden)
|
gevangenis [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
19743 |
gevel |
gevel:
giəvəl (Q007p Eisden)
|
een schoone gevel [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
17808 |
geven |
geven:
geve (Q007p Eisden, ...
Q007p Eisden)
|
geven [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|