32907 |
ijzeren gaffel, oogstgaffel |
gaffel:
gafǝl (L353p Eksel)
|
Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.]
I-3
|
18348 |
ijzertje onder een schoen |
plaatje:
pléétékés (L353p Eksel)
|
ijzertje onder de schoen [blakei] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21334 |
illustratie |
beeldje:
beləkə (L353p Eksel)
|
een plaatje, prentje, afbeelding [beeldeke] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18935 |
in alle haast |
hapsnap:
hap snap (L353p Eksel)
|
in heel grote haast [hap, snap] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17846 |
in beweging komen |
aan de gang schieten:
onne gang schietten (L353p Eksel),
bougeren (<fr.):
boezjeren (L353p Eksel),
eraan beginnen:
eraaën beginnen (L353p Eksel),
in de gang schieten:
innen gang schiete (L353p Eksel),
op gang komen:
op gaank kommen (L353p Eksel)
|
beweging, In ~ komen (meutelen). [N 84 (1981)] || In beweging komen (op gang komen, (zich) roeren, bewegen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
20442 |
in de doodskist leggen |
kisten:
kisten (L353p Eksel, ...
L353p Eksel),
lichten:
lichten (L353p Eksel)
|
een dode in de doodskist leggen [lichteren, kisten] [N 115 (2003)], [N 87 (1981)]
III-2-2
|
17878 |
in de rug slaan (met de vuist) |
doffen:
doffen (L353p Eksel),
houwen:
hooën (L353p Eksel),
stompen:
stompen (L353p Eksel),
stòmpen (L353p Eksel)
|
Met de vuist in de rug slaan (doffen, dompen, stompen, stoten, sjtokken) [N 108 (2001)] || slaan, Met een vuist in de rug ~ (doffen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19449 |
in de tuin werken |
hoven:
hø̄vən (L353p Eksel)
|
Een tuin verzorgen (in de hof werken, hovenieren, hoven) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
18227 |
in lompen gekleed |
faggelachtig:
fakkelechtig geklid (L353p Eksel),
haveloos:
haveloe-w-es (L353p Eksel),
klommelig:
klommelig geklid (L353p Eksel),
lommelachtig:
lommelechtig (L353p Eksel)
|
In lompen gekleed [haveloos, schab(be)tig, schamel, lommelig] [N 114 (2002)] || in lompen gekleed [haveloos, schabullig, schamel] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
20383 |
in ondertrouw gaan |
aangeven:
aoëngeeven (L353p Eksel),
ondertrouw:
ondertrouwen
ondertrouw (L353p Eksel),
ondertrouw doen:
ondertrouw doen (L353p Eksel)
|
aangifte doen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand, waarbij de aanstaan-de echtgenoten elkaar verklaren dat zij met elkaar een huwelijk willen aangaan; in ondertrouw gaan [verscholen, ondertrouwen, ondertrouw doen, aantekenen] [N 115 (2003)] || aangifte doen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand, waarbij de aanstaande echtgenoten elkaar verklaren dat zij met elkaar een huwelijk willen aangaan; in ondertrouw gaan [verscholen, ondertrouwen, ondertrouw doen, aantekenen] [N 87 (1981)]
III-2-2
|