17562 |
kraakbeen |
knoers/knors:
knoers (L353p Eksel),
knor:
knor (L353p Eksel, ...
L353p Eksel)
|
kraakbeen [ZND B1 (1940sq)] || kraakbeen (zacht been; Fr. cartillage) [ZND 01u (1924)] || kraakbeen [noerz, knorzel, knoezelbeen] [N 10a (1961)]
III-1-1
|
22858 |
kraaltjes |
kraaltjes:
kröləkəs (L353p Eksel)
|
kraaltjes [RND]
III-3-2
|
20139 |
kraambed |
kinderbed:
znd 1 a-m; znd 1u, 135
kinderbed (L353p Eksel, ...
L353p Eksel),
kraambed:
znd 1 a-m; znd 1u, 135
kraambed (L353p Eksel, ...
L353p Eksel)
|
kraambed (in het - (ge)komen) [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)]
III-2-2
|
32621 |
kraan van de metalen gierton |
kraan:
krǫǝn (L353p Eksel)
|
De kraan van de zinken gierton bestaat uit een korte, met een schuif of klep te sluiten buis, die van achteren voorzien is van of zich voortzet in een schuine of opgebogen lip of plaat. Als de kraan geopend is, stroomt de gier uit de ton tegen deze lip op waardoor zij zich in een wijde boog verspreidt. De in dit lemma opgenomen termen hebben achtereenvolgens betrekking op de kraan, het sluitstuk als geheel, het gierverspreidend onderdeel daarvan en de schuif of klep waarmee de kraan geopend en gesloten wordt. [JG 1a + 1b; N P, 6; N 11A, 54c; monogr.]
I-1
|
24196 |
kraanvogel |
kroenekraan:
kroenekranen (L353p Eksel),
kroenekroën (L353p Eksel),
kroenekrôen (L353p Eksel),
(geen fon doc.)
kroenekraan (L353p Eksel)
|
kraanvogel [ZND 01 (1922)], [ZND 17 (1935)] || kraanvogel (114 alleen op trek; nu vrij zeldzaam; in grote V-vormige troepen overvliegend; alleen in Oost-Brabant; overnachtend bij vennen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17918 |
krabben |
kretsen:
kretsen (L353p Eksel, ...
L353p Eksel,
L353p Eksel)
|
krabben: schuren, krabben tegen jeuk [schobbe] [N 10 (1961)] || krabben: zijn hoofd krabben tegen jeuk [kraowe] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20739 |
krakeling |
kraker:
kraker (L353p Eksel)
|
Krakeling (britsel, ring?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18372 |
krakende schoen |
eierschoen:
of nuoie eirschoen? moeilijk leesbaar
moie éirschoen (L353p Eksel)
|
schoenen die een krakend geluid maken als men er op loopt [kraokschoen] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
23718 |
kralen van de rozenkrans |
bolletjes:
bøͅləkəs van nə pottenoster (L353p Eksel),
bøͅləkəs van nə poͅtənoͅstər (L353p Eksel),
kraaltjes:
kreulekes (L353p Eksel),
kralen:
krolen (L353p Eksel)
|
De kralen van de rozenkrans [de kralle, krelkes, kraole, kräölkes?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24197 |
kramsvogel |
tjaklijster:
tjakliester (L353p Eksel)
|
kramsvogel
III-4-1
|