e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eksel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
man man: de man is aud (Eksel), dī mān (Eksel), es dīn mān heͅi (Eksel), mâ.n (Eksel), mens: mins (Eksel) die man [ZND A2 (1940sq)] || is die man hier ? [ZND A2 (1940sq)] || man [RND], [RND] || Man. Die man is oud. [ZND 05 (1924)] III-3-1
man, mannelijke zangvogel mannetje: menneke (Eksel) mannelijke zangvogel (tersel) [N 83 (1981)] III-4-1
mand mand: mān (Eksel) De algemene benaming voor een uit wissen gevlochten mand. Zie ook afb. 284. Uit het materiaal blijkt dat er niet altijd een onderscheid wordt gemaakt tussen de woorden mand en korf. Als dat wel wordt gedaan, duidt men met het eerste woord eerder een mand met oren aan, terwijl men het tweede gebruikt voor een mand met een hengsel (vgl. Janssens, pag. 24 e.v.). Zie ook het lemma ɛkorfɛ.' [N 20, 48; N 40, 37; L 1 a-m; S 23; monogr.] II-12
manen manen: mǫǝnǝn (Eksel) Het lange nekhaar bij een paard. Paarden worden vaak onderscheiden naar de kleur van de manen (zie paragraaf 4.1). Zie afbeelding 2.13. [JG 1a, 1b; N 8, 21] I-9
mangel, wringer wringer: vringər (Eksel) Toestel met tegen elkaar draaiende cilinders om gewassen linnengoed glad te maken (mangel, wringer) [N 79 (1979)] III-2-1
manier manier: menie-er (Eksel) de wijze waarop men iets doet of waarop iets verricht kan worden [benier, gunstig, manier, gedwasje] [N 85 (1981)] III-1-4
manier van tollen kinnetjeskast: kinnekeskas (Eksel) Manier van tollen voor beginners; gehurkt de tol naar vóór werpen en de koord snel terugtrekken en daardoor de tol doen draaien. III-3-2
manken hinken: hinken (Eksel), manken: manken (Eksel, ... ), met ??n been trekken: trèkken (met ze bieën) (Eksel) Gebrekkig lopen door bijv. ongelijke lengte van de benen (hompe(le)n, manken, lammen, mank lopen). [N 107 (2001)] || Gebrekkig lopen door bijv. ongelijke lengte van de benen (honkelen, lammen, knakken). [N 84 (1981)] III-1-2
mankeren schelen: schilt (Eksel) Mankeren: mankeren, schelen (schelen, mankeren, het hebben). [N 84 (1981)] III-1-2
mannelijk geslachtsorgaan gemacht: gemech (Eksel), gemecht (Eksel, ... ) mannelijke geslachtsorgaan [gemach, gemaacht] [N 10c (1995)] III-1-1