33778 |
melkgebit |
veulenstanden:
vø̄.lǝstān (L353p Eksel)
|
Tot twee en een half à drie jaar hebben de paarden een melkgebit of veulenstanden. De twee middelste snijtanden komen door in de eerste levensweek van het veulen (soms zijn ze bij de geboorte al aanwezig), binnen een maand of zes weken gevolgd door de snijtanden ernaast. De twee laatste snijtanden volgen tussen de zes en negen maanden, waarna het melkgebit compleet is. De veulenstanden zijn wit van kleur in tegenstelling tot het wat gelige vast gebit en lopen naar de basis toe in een punt uit. [JG 1a, 1b; N 8, 18a]
I-9
|
19514 |
melkkannetje |
melkpotje:
mel⁄kpötteke (L353p Eksel)
|
melkkannetje waaruit men aan tafel melk schenkt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
17624 |
melktanden |
melktandjes:
melliktèntes (L353p Eksel),
memtandjes:
memtentekes (L353p Eksel),
tandjes-0:
tendjes (L353p Eksel)
|
kinderwoord voor tanden [ZND 07 (1924)] || melktanden [zuiktande, zeuktaant, mammetandjes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19930 |
melkzeef |
zij:
zęi̯ (L353p Eksel)
|
Voorwerp waarmee men melk zeeft. Het is een soort vergiet met als bodem een doek. De melk wordt uit de melkemmer via deze melkzeef in de melkbus gegoten. Hierdoor blijven grove verontreinigingen achter. Zie afbeelding 11. [A 18, 11a; L 48, 35.Ia; Lu 2, 35.Ia; Gwn 8, 6; JG 1d; monogr.]
I-11
|
33554 |
meloen |
meloen:
meloen (L353p Eksel)
|
Een meloen, de komkommerachtige oranjekleurige of groene, sappige, smakelijke vrucht (meloen, kanteloep). [N 82 (1981)]
I-7
|
19137 |
menen |
menen:
mønən (L353p Eksel),
peis:
Van Dale: peizen, (Belg.) denken, peinzen in de versch. bet. van die woorden.
peis (L353p Eksel),
peizen:
Van Dale: peizen, (Belg.) denken, peinzen in de versch. bet. van die woorden.
peizen (L353p Eksel)
|
menen [ZND A2 (1940sq)] || van mening zijn [peinzen, menen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
33072 |
menneke, binnenste deel van het hok |
paap:
pā.p (L353p Eksel)
|
Het groepje van boven aaneengebonden schoven die in het midden van een hok staan. Kruis heeft wel betrekking op de werkwijze de middelste vier schoven, waar de andere schoven omheen staan, in een kruisvorm te zetten. Deze vier schoven worden niet overal aan elkaar gebonden. Zie afbeelding 7. [N 15, 32a; JG 1d, 2d; Goossens 1963, krt. 37; monogr.]
I-4
|
20470 |
menstruatie |
bloempje:
Schertsend.
blümke (L353p Eksel),
doek:
(de) duk (L353p Eksel),
kut:
Gemeen.
kut (L353p Eksel),
maandstonden:
mandstonden (L353p Eksel),
poep:
Gewoon.
poep (L353p Eksel),
prullen:
Ouder.
prulle (L353p Eksel),
regels:
reegels (L353p Eksel, ...
L353p Eksel),
Recenter.
reegels (L353p Eksel),
verandering:
verandering (L353p Eksel),
veranderingen:
Recenter.
veranderingen (L353p Eksel),
vodden:
Ouder.
vodde (L353p Eksel)
|
menstruatie [verandering, reegels] [N 10C (zj)]
III-2-2
|
20471 |
menstrueren |
de vodden hebben:
(de) vodden hemmen (L353p Eksel)
|
menstruatie [verandering, reegels] [N 10C (zj)]
III-2-2
|
24212 |
merel |
zwarte melver:
zwarta mɛlvər (L353p Eksel),
zwarte mellever (L353p Eksel),
zwarte melver (L353p Eksel),
zwarte meͅ.llever (L353p Eksel, ...
L353p Eksel)
|
merel [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)], [ZND B2 (1940sq)] || merel (25,5 overal bekend; man zwart met gele bek; pop zwak-gevlekt bruin; mooie zang; kooivogel; vergelijk met spreeuw [031] [N 09 (1961)]
III-4-1
|