21585 |
mevrouw |
madam (<fr.):
medam (L353p Eksel)
|
hoe spreekt u een getrouwde vrouw aan? [mevrouw, madam] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
20123 |
miauwen |
miauwen:
miau.wə (L353p Eksel)
|
miauwen [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
24901 |
middag (s middags) |
middag:
middəg (L353p Eksel),
s achtersmiddags:
sachtersmiddaags (L353p Eksel)
|
in de namiddag [ZND 34 (1940)] || middag [RND]
III-4-4
|
17838 |
middagdutje |
onderste:
ondərstə (L353p Eksel),
onderstond:
onderston (L353p Eksel, ...
L353p Eksel)
|
middagdutje doen (dutten). [N 84 (1981)] || middagslaapje [ZND B1 (1940sq)] || Slaapje na het middagmaal; middagdutje (noenslaap, middagslaap, dutje, loertje, dutten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20573 |
middagmaal |
middag, de -:
middig (L353p Eksel),
noen, de -:
noen (L353p Eksel)
|
maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: middag [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
22478 |
middelste kegel |
gek:
de gek (L353p Eksel),
gek (L353p Eksel),
zot:
de zot (L353p Eksel)
|
De middelste kegel [paap, tulleman, sullepaap, kegeljan, negenman]. [N 88 (1982)] || Middelste kegel.
III-3-2
|
34598 |
middelste rongblok |
pulf:
pølǝf (L353p Eksel)
|
Middelste van de drie rongblokken van een hoogkar of een wagen. De woordtypen pulm, pulf, pulver, pulp en pul staan voor een specifiek rongblok, dat ter versteviging diende en geen rongen had. In het materiaal kwamen vaak benamingen voor die ook bij het meer algemene "rongblok" gegeven waren. Vanwege hun algemene karakter zijn die hier niet meer opgenomen. [N 17, 13b + 44h; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2b]
I-13
|
17668 |
middelvinger |
middelste vinger:
middelste vinger (L353p Eksel),
middelvinger:
middelvinger (L353p Eksel),
middenvinger:
middevinger (L353p Eksel),
PLAATS: De informant geeft als gehucht Kiefhoek op.
middevinger (L353p Eksel)
|
Middelvinger: de middelste, langste vinger (middelvinger, langelierboom, langeman). [N 84 (1981)] || Middelvinger: de middelste, langste vinger (middelvinger, middelste vinger, langeman, lang(st)e vinger). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
33785 |
middendeel van het paard |
lijf:
lī.f (L353p Eksel)
|
De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12]
I-9
|
31586 |
middennaafbanden |
dombanden:
dǫmbān (L353p Eksel)
|
De ijzeren banden om het brede gedeelte van de naaf, aan weerszijden van de spaken. Zie ook afb. 214 en de lemmata ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ.' [N G, 43e; N 17, 60; JG 1a; JG 1b; L 39, 22 add.; monogr.; div.]
II-11
|