e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eksel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mevrouw madam (<fr.): medam (Eksel) hoe spreekt u een getrouwde vrouw aan? [mevrouw, madam] [N 87 (1981)] III-3-1
miauwen miauwen: miau.wə (Eksel) miauwen [Goossens 1b (1960)] III-2-1
middag (s middags) middag: middəg (Eksel), s achtersmiddags: sachtersmiddaags (Eksel) in de namiddag [ZND 34 (1940)] || middag [RND] III-4-4
middagdutje onderste: ondərstə (Eksel), onderstond: onderston (Eksel, ... ) middagdutje doen (dutten). [N 84 (1981)] || middagslaapje [ZND B1 (1940sq)] || Slaapje na het middagmaal; middagdutje (noenslaap, middagslaap, dutje, loertje, dutten). [N 84 (1981)] III-1-2
middagmaal middag, de -: middig (Eksel), noen, de -: noen (Eksel) maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: middag [ZND 18G (1935)] III-2-3
middelste kegel gek: de gek (Eksel), gek (Eksel), zot: de zot (Eksel) De middelste kegel [paap, tulleman, sullepaap, kegeljan, negenman]. [N 88 (1982)] || Middelste kegel. III-3-2
middelste rongblok pulf: pølǝf (Eksel) Middelste van de drie rongblokken van een hoogkar of een wagen. De woordtypen pulm, pulf, pulver, pulp en pul staan voor een specifiek rongblok, dat ter versteviging diende en geen rongen had. In het materiaal kwamen vaak benamingen voor die ook bij het meer algemene "rongblok" gegeven waren. Vanwege hun algemene karakter zijn die hier niet meer opgenomen. [N 17, 13b + 44h; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2b] I-13
middelvinger middelste vinger: middelste vinger (Eksel), middelvinger: middelvinger (Eksel), middenvinger: middevinger (Eksel), PLAATS: De informant geeft als gehucht Kiefhoek op.  middevinger (Eksel) Middelvinger: de middelste, langste vinger (middelvinger, langelierboom, langeman). [N 84 (1981)] || Middelvinger: de middelste, langste vinger (middelvinger, middelste vinger, langeman, lang(st)e vinger). [N 106 (2001)] III-1-1
middendeel van het paard lijf: lī.f (Eksel) De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12] I-9
middennaafbanden dombanden: dǫmbān (Eksel) De ijzeren banden om het brede gedeelte van de naaf, aan weerszijden van de spaken. Zie ook afb. 214 en de lemmata ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ.' [N G, 43e; N 17, 60; JG 1a; JG 1b; L 39, 22 add.; monogr.; div.] II-11