24691 |
moederkruid |
hemdsknoopjes:
Spelling: "fonetiek-dialect"= Frings
himsknəpkəs (himsknöpkes) (L353p Eksel)
|
Moederkruid (chrysanthenum parthenium). Overblijvende plant. De stengel is ongeveer 45 cm hoog. de bladeren zijn geveerd; veelbladhoofdjes. De plant heeft een onaangename geur (mater, hemdsknopje). [N 92 (1982)]
III-4-3
|
20080 |
moederplant (saxifraga stolonifera meerb.) |
moeder:
Spelling: \"fonetiek-dialect\"= Frings
moͅtər (L353p Eksel)
|
Moederplant (saxifraga sarmentosa). De plant heeft grote ronde bladeren en wijdvertakte trossen van fijne witte bloempjes met rode puntjes, twee van de bloemblaadjes zijn soms langer dan de overige. Volgens onze grootmoeders zo geheten, omdat de uitlopers [N 92 (1982)]
III-2-1
|
17567 |
moedervlek |
geboortevlek:
geboortevlek (L353p Eksel),
moederplek:
PLAATS: De informant geeft als gehucht Kiefhoek op.
moederplek (L353p Eksel),
moedervlek:
moedervlek (L353p Eksel),
peperbolletje:
peeperbölleke (L353p Eksel),
peperkoren:
peeperkooren (L353p Eksel),
peperkoren (L353p Eksel, ...
L353p Eksel),
PLAATS: De informant geeft als gehucht Kiefhoek op.
peperkoren (L353p Eksel),
pepervlek:
peepervlek (L353p Eksel)
|
Moedervlek: een aangeboren bruine vlek op de huid (moedermaal, peperkoor, pepervlek). [N 84 (1981)] || Moedervlek: een aangeboren bruine vlek op de huid (moedervlek, moederplek, peperkoor, pepervlek). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
19309 |
moedig (zijn) |
riskeren:
risgeeren (L353p Eksel),
riskeren (L353p Eksel)
|
moed hebbend, onbevreesd [durvig, moedig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17944 |
moeilijk vooruitkomen |
taffelen:
taffele (L353p Eksel),
taffelen (L353p Eksel)
|
lopen: moeilijk vooruit komen [stachele] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
19100 |
moeite |
moeite:
moͅjtə (L353p Eksel)
|
een moeite [ZND A2 (1940sq)]
III-1-4
|
19940 |
moer |
wijfje:
wøͅfkə (L353p Eksel)
|
voedster, vrouwtjes konijn [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
33700 |
moeras |
ven:
vęn (L353p Eksel)
|
Waterachtig, laaggelegen, drassig land, broekland, gebied zonder behoorlijke afwatering. [N 27, 20; N 14, 53; N 6, 33b; R 3, 9; A 2, 57; RND 20; Wi 17; Wi 54; L 19B, 2aI; Vld.; monogr.]
I-8
|
24683 |
moerasspirea |
geitenbaard:
Spelling: "fonetiek-dialect"= Frings
getəboͅ.ərt (geteboa’rd) (L353p Eksel)
|
Moerasspirea (spireae (filipendula) ulmaria 50 tot 120 cm groot. De bladeren zijn geveerd met grote 3-delige eindlob, de steunbladeren zijn groot, aan de onderkant vaak witviltig; de bloemen groeien in grote, dichte trossen, 5-tallig, geelacht wit van k [N 92 (1982)]
III-4-3
|
33556 |
moestuinx |
hof:
hō.f (L353p Eksel),
hōf (L353p Eksel, ...
L353p Eksel)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 04 (1924)] [ZND 04 (1924)]
I-7
|