e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eksel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
os os: ǫs (Eksel) Gesneden mannelijk rund [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.] I-11
oud, bejaard oud: aad (Eksel) oud; de man is oud [ZND 05 (1924)] III-2-2
oud, versleten paard krak: krak (Eksel), oud paard: au̯t pē̜rt (Eksel) Zie ook het lemma ''benamingen voor het paard naar de leeftijd'' (2.4.1), sub F. [JG, 1b; A 45, 28a; L 5, 36; L 36, 82; N 8, 20, 62f en 62g; monogr.] I-9
oude man oud mens: een aa mins (Eksel), oude mens: de goeie auwe mins is met ⁄t paird doir ⁄t ies getroien en in ⁄t kaud water gevallen (Eksel), peetje: peke (Eksel) De goede oude man is met het paard door t ijs gebroken en in het koud water gevallen (gebroken of gezakt?) [ZND 04 (1924)] || iemand van oudere leeftijd ( oude man, oude vrouw, oude van dagen) [N 102 (1998)] || oude man [ouken, ouderling, oude paai, peke, pee, knar] [N 86 (1981)] III-2-2, III-3-1
oude mens mens op jaren: ne mins op jaoren (Eksel), oude mens: een aae mins (Eksel) oude man [N 102 (1998)] III-3-1
oude vrouw oud wijfje: e aad wifke (Eksel), e aad wöfke (Eksel), oude vrouw: auw vrouw (Eksel, ... ), e aa vrouw (Eksel, ... ), wijfje: wufke (Eksel) een oude vrouw [ZND 05 (1924)] || iemand van oudere leeftijd ( oude man, oude vrouw, oude van dagen) [N 102 (1998)] || oude vrouw [N 102 (1998)] || oude vrouw [kogehel] [N 86 (1981)] III-2-2, III-3-1
oudejaarsavond oudjaarsavond: oudjaarsaovend (Eksel), van het oud het nieuw in: van t aad t nouw in (Eksel), van ⁄t aat ⁄t now in (Eksel) 31 december [oudjaar]. [N 88 (1982)] || De avond van 31 december, oudejaarsavond, Sint Silvesteravond [aldejaorsaovond]. [N 96C (1989)] || Oudejaarsavond [silvesteraovent]. [N 06 (1960)] III-3-2
ouden van dagen gepensioneerden: de gepensioneerden (Eksel), oude mensen: aa minsen (Eksel) ouden van dagen [N 102 (1998)] III-3-1
ouders oudersten: auwersten (Eksel) ouders [ZND 11 (1925)] III-2-2
ovendeur ovenscheel: hōvǝsxēl (Eksel) Het deurtje kan van ijzer zijn of van hout. De houten vormen zijn in de regel ouder. De informant van L 289b zegt dat deze sluiting een plank met een natte zak kan zijn die met een lat of paal tegen de opening van de oven wordt gezet. De woordtypen "stop", "stopsel", "ovenstopsel" wijzen heel waarschijnlijk op een bepaalde vorm vaan dichten. Zo vermeldt Weyns (blz. 27) dat in Oost-Vlaanderen de deur hier en daar een houten blok, 15 cm dik, is dat, voor de gevulde oven geplaatst, met leem, modder, soms zelfs met koedrek gemengd met aarde, wordt dichtgesmeerd. [N 29, 2b; N 29, 2a; OB 2, 3b; OB 2, 3a; monogr.] II-1