20415 |
peettante |
peet:
pe:t (L353p Eksel),
peet (L353p Eksel, ...
L353p Eksel),
pēt (L353p Eksel),
vooral voor grootmoeder
peet (L353p Eksel)
|
de meter [joaën] [N 96D (1989)] || meter (bij het doopsel) [ZND B1 (1940sq)] || meter (doopmoeder) [ZND 05 (1924)]
III-2-2
|
30887 |
pek |
pek:
pɛk (L353p Eksel)
|
De kleverige, zwarte massa die de schoenmaker gebruikt om een draad mee in te smeren. [N 60, 197b; N 36, 44; L 40, 38]
II-10
|
26039 |
penbalk |
pinbalk:
pinbalk (L353p Eksel)
|
De zware balk waar de pensteen op rust. Zie ook afb. 48. [N O, 29b; N O, 45c; A 42A, 89; A 42A, 17; monogr.]
II-3
|
19400 |
pendule |
schouwgarnituur:
sxōgarnety(3)̄ər (L353p Eksel)
|
Klok op de schoorsteenmantel (pendule, horloge) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
17717 |
penis |
buidel:
biegel (L353p Eksel),
ding:
Onschuldig.
dink (L353p Eksel),
fluit:
Gemeen.
fleut (L353p Eksel),
jef:
Schertsend
jef (L353p Eksel),
loet:
leut (L353p Eksel),
lul:
Gemeen.
lul (L353p Eksel, ...
L353p Eksel,
L353p Eksel),
Pejoratief tot vulgair.
lūl (L353p Eksel),
lummel:
Gemeen.
lummel (L353p Eksel),
piemel:
Gemeen.
piemel (L353p Eksel),
piemeltje:
Recent.
piemelke (L353p Eksel),
Schertsend.
piemelke (L353p Eksel),
piet:
Gemeen.
piet (L353p Eksel),
pietje:
Kinderwoord.
pieteke (L353p Eksel),
pin:
Gemeen.
pin (L353p Eksel),
pinnetje:
Recent.
pinneke (L353p Eksel),
pipet:
Eenmalige woorden
pieppèt (L353p Eksel),
pisje:
piske (L353p Eksel),
Gemeen.
piske (L353p Eksel),
Kinderwoord.
piske (L353p Eksel),
Voor kinderen
piske (L353p Eksel),
pisser:
Gemeen.
pisser (L353p Eksel),
pissertje:
Onschuldig.
pisserke (L353p Eksel),
prul:
Onschuldig.
prul (L353p Eksel),
prulletje:
Kinderwoord.
prulleke (L353p Eksel),
pummel:
Gemeen.
pummel (L353p Eksel),
pummeltje:
Voor kinderen.
pummelke (L353p Eksel),
staartje:
Recent.
sterteke (L353p Eksel),
vogel:
Eenmalige woorden
voogel (L353p Eksel),
wiebeltje:
Recent.
wiebelke (L353p Eksel)
|
[N 10c (1995)]
III-1-1
|
23995 |
penitentie |
penitentie (<lat.):
penitentie (L353p Eksel)
|
Penitentie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34103 |
pens |
fak:
fak (L353p Eksel)
|
De eerste afdeling van de maag van de koe waarin het voedsel geweekt wordt. Een koe heeft vier magen: de pens, de netmaag, de boekpens en de lebmaag. In de "Amsterdamse" vragenlijst nr. 9 werd via de vragen 11a, 11b, 11c en 11d naar de dialectbenamingen gevraagd voor deze vier magen. Exact werd gevraagd naar de benamingen voor pens, netmaag, boekpens en lebmaag. In de "Nijmeegse" vragenlijst nr. 28 werd ook gevraagd naar de dialectbenamingen voor de vier magen. Maar hier werden de vragen wat vager gesteld. De pens wordt omschreven (vr. 80) als de "maag waarin het voedsel het eerst komt", de netmaag als de "langwerpige maag" (vr. 81), de boekpens als "de maag die van binnen vol vliezen zit" (vr. 82) en de lebmaag als "de maag met heel grove uitsteeksels aan de binnenkant" (vr. 84). Door deze vage vraagstelling sluipt onzekerheid door in de antwoorden van de "Nijmeegse" respondenten: termen worden nogal eens door elkaar gehaald voor de diverse magen. Zo goed mogelijk is in dit lemma en de volgende drie lemmata geprobeerd de juiste benaming bij het juiste begrip onder te brengen. In wbd afl. 3 (Het rund) blz. 364 wordt het vermoeden geuit dat we hier eerder met een cultuurbegrip te maken hebben dan met een onder de mensen (nog) levende werkelijkheid en dat voornoemde vierdeling ook niet meer echt levend is bij de huisslachter. Dit vermoeden zou ook op de "Limburgse" antwoorden van toepassing kunnen zijn. [N 28, 80; A 9, 11a; L 48, 15]
I-11
|
26233 |
pensteen |
pinsteen:
pinsteen (L353p Eksel)
|
De steen op de penbalk waarin het achtereinde van de molenas en in het bijzonder de daaraan bevestigde ijzeren pin, de taats, draait. De pensteen is in het algemeen uit een harde steensoort vervaardigd en kent een halfcilindervormige uitsparing. Zie ook afb. 47 en 48. [N O, 29a; A 42A, 88]
II-3
|
22446 |
periode van de ijsheiligen |
ijsheiligen:
i.shɛ.iligə (L353p Eksel)
|
de periode van de ijsheiligen, 11-14 mei; op deze dagen kan het zeer koud zijn [N 112 (2006)]
III-3-2
|
19229 |
persoon met een lastig karakter |
ambetanterik:
Vraag 383 is dubbel (dus 2 x 97 moet nog worden opgesplitst in twee lemmata: "persoon met een lastig karakter"; "een niet gemakkelijk, lastig karakter hebbend
ambetanterik (L353p Eksel)
|
een lastig moeilijk karakter hebbend [niepoter, nietprut, kummelij] [N 85 (1981)]
III-1-4
|