| 24992 |
schuimen |
schuimen:
schuimen (L353p Eksel)
|
schuim opwerpen, dragen of geven [bedomen, schuimen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
| 19555 |
schuimspaan |
schuimspaan:
schuimspoa⁄n (L353p Eksel)
|
schuimspaan, schuimlepel [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 21370 |
schuld |
schuld:
in sxəlt (L353p Eksel)
|
een schuld [ZND A2 (1940sq)]
III-3-1
|
| 21674 |
schuld zonder papieren |
zomaar regelen:
dè wàs zôê mè geregeld (L353p Eksel)
|
schuld die niet schriftelijk is vastgelegd [handschuld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
| 21669 |
schulden betalen |
effen maken:
effen maken (L353p Eksel)
|
Betekenis en uitspraak van het woord vertijen [werkwoord] i.v.m. betalen van schulden? A.u.b. uitspraak en betekenis. [N 21 (1963)]
III-3-1
|
| 21369 |
schuldig (zijn) |
plichtig (zijn):
plichtig (L353p Eksel)
|
schuld hebbend aan een overtreding of misdrijf [schuldig, plichtig] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 18102 |
schurft |
krets:
krets (L353p Eksel)
|
huidziekte, Jeukende ~ veroorzaakt door de schurftmijt; schurft (zeer, rap, krets, rui). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 18951 |
schurk, smeerlap |
smeerlap:
smerrelap (L353p Eksel)
|
een persoon die allerlei streken uithaalt met kwade bedoelingen [prul, smeerlap, rakker, deugniet, beest, schobberd, schavuit] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 22427 |
schutsboom |
schuttersboom:
schuttersboom (L353p Eksel),
wip:
støͅndə wep (L353p Eksel),
wip (L353p Eksel, ...
L353p Eksel)
|
de lange staak waar bovenop een houten vogel is bevestigd die afgeschoten moet worden [schuttersboom, schutsboom, gaai, gaaipers, pers, wip, sprang] [N 112 (2006)] || De lange staak waar bovenop een houten vogel is bevestigd die afgeschoten moet worden [schuttersboom, schutsboom, gaai, gaaipers, pers, wip, sprang]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
| 23002 |
schutsboom add. |
staande wip:
stəndə wip (L353p Eksel)
|
de lange staak waar bovenop een houten vogel is bevestigd die afgeschoten moet worden [schuttersboom, schutsboom, gaai, gaaipers, pers, wip, sprang] [N 112 (2006)]
III-3-2
|