17932 |
verdacht rondlopen |
afschuimen:
aafschuimen (L353p Eksel),
op de dief uitgaan:
oppen dief oet (L353p Eksel),
oppen dief oêtgooën (L353p Eksel),
rondjakken:
niet noodzakelijk met kwade bedoelingen
rôndjakken (L353p Eksel),
rondkeren:
rôndkaêren (L353p Eksel)
|
Rondzwerven met kwaad in de zin (schuipen, rallen). [N 84 (1981)] || Rondzwerven met kwaad in zin (sluipen, schuimen, schuupen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
21798 |
verdachte zaak |
bruit:
of verwant met Van Dale: II. bruid, 1. draf, spoeling, varkensvoer; -2. vloeibare mensendrek?
broeit (L353p Eksel),
bruit (L353p Eksel)
|
een verdachte zaak, een zaak waarvan vermoed wordt dat die niet helemaal pluis is [koetel] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
22884 |
verdediger |
back (eng.):
bak (L353p Eksel)
|
Achterspeler.
III-3-2
|
21797 |
verdenking |
presumptie (<fr.):
Van Dale: presum(p)tie (<Lat.-Fr.), vermoeden, veronderstelling, gissing; verdenking: presum(p)tie op iem. hebben, iem. ergens van verdenken.
perzonsie (L353p Eksel)
|
het vermoeden dat iemand iets verkeerds gedaan heeft [verdenking, persons, perzonsie] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21889 |
verdienen |
binnenrijven:
binne rijven (L353p Eksel)
|
geld verdienen [bladen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24634 |
verdord |
dor:
dor (L353p Eksel)
|
Uitgedroogd, dood, gezegd van planten en plantendelen (dor, verpieterd). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18823 |
verdriet; verdriet doen |
treuren:
treuren (L353p Eksel)
|
een treurige stemming, zieleleed, kwelling van het gemoed, verdriet [trubbel, spijt, pijn, lijden, deer, vliem] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21757 |
verduisteren |
achteroverslaan:
achtereuversloon (L353p Eksel)
|
ontvangen geld stiekem achterhouden [seminariën, taken] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17936 |
verdwenen |
de kloten op:
de kloeëten op (L353p Eksel),
de piste in:
de pist în (L353p Eksel),
door:
doôr (L353p Eksel),
eweg:
eweg (L353p Eksel),
foetsie:
foetssjien (L353p Eksel),
hij is repen snijden:
{rie.p\\}
hij is rieëpe sny-j-en (L353p Eksel),
riepe snij`je (L353p Eksel),
weg:
n024
(Ich bin) wèg (L353p Eksel)
|
Weg, verdwenen: niet meer ter plaatse aanwezig (weg, verdwenen, rits, foetsie). [N 108 (2001)], [N 84 (1981)] || Weg, verdwenen: niet meer ter plaatse aanwezig zijn (weg, verdwenen, rits(e), foetsie, voert, voet) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
30596 |
verf |
verf:
vęrǝf (L353p Eksel)
|
Vloeibare substantie, gewoonlijk bestaande uit een poedervormige, kleurgevende stof en een bindmiddel. Verf wordt met behulp van een kwast, een roller of een spuit opgebracht, waarna zij in een harde laag opdroogt. [Wi 54; S 39; L A1, 82; N 67, 18a; monogr.]
II-9
|