e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eksel

Overzicht

Gevonden: 4790
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boterham boterham: boͅi̯təram (Eksel), verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9  bouteram (Eksel), snee: snee (Eksel) boterham [ZND 32 (1939)], [ZND B2 (1940sq)] || Een boterham (stuk, botteram?) [N 16 (1962)] III-2-3
boterham (kinderwoord) boo-tje: boke (Eksel) Kinderwoord voor boterham (bam, boo?) [N 16 (1962)] III-2-3
boterkuip boterteil: botǝrtęi̯l (Eksel) Houten kuipje waarin de boeren de boter wassen. [JG 1c, 2c] I-11
boterkussentje karamel: karmel (Eksel) boterkussentje; Hoe noemt U: Een met boter bereid snoepje (boterkussentje, kokkien, suikerspek) [N 80 (1980)] III-2-3
boterlepel boterspaan: boiterspoa⁄n (Eksel) lepel, houten ~; inventarisatie benamingen (boterspaan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
botervlootje boterpot: boáterpot (Eksel) botervlootje [N 20 (zj)] III-2-1
botteriken botteriken: bǫtǝrekǝ (Eksel) De ladderachtige constructies die vóór en achter op de hooikar worden geplaatst om de laadcapaciteit te vergroten. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s b en c. De term ladders ("ledders" en "leren") wordt zowel voor de botteriken als voor de zijladders gebruikt; zie het lemma ''zijladders van de oude kar''. Het lemma bevat alleen meervouden.' [N 17, 70; JG 1a, 1b, 2a; add. uit N 17, 40 en A 41, 24; monogr.] I-3
bouwland veld: fɛ̄.lt (Eksel), vē̜lt (Eksel), vę.lt (Eksel), vɛlt (Eksel) Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.] I-8
bovendeel van de rug nek: nek (Eksel), oppe nek pakken (Eksel), rug: bij pa op `e rug zitten (Eksel), strang: strank (Eksel) rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)] || rug: op de rug zitten [N 10 (1961)] III-1-1
boveneinde van de stam kop: kop (Eksel) Het dunne uiteinde van de stam, bovenaan (top, kop, topeind). [N 82 (1981)] III-4-3