20441 |
dodenwake |
biddens:
beeëns (L353p Eksel),
dodenwake:
doeëdewake (L353p Eksel)
|
de dodewake [doeëdewach] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
22674 |
doedelzak |
doedelzak:
doedelzak (L353p Eksel, ...
L353p Eksel,
L353p Eksel)
|
het blaasinstrument dat bestaat uit een leren zak waarin de speler lucht blaast die hij dan door druk met de arm in een soort schalmei met toongaten blaast; andere schalmeien aan de zak blijven dezelfde toon geven [doedelzak, doerelzak, moemelzak] [N 112 (2006)] || Het blaasinstrument dat bestaat uit een leren zak waarin de speler lucht blaast die hij dan door druk met de arm in een soort schalmei met toongaten blaast; andere schalmeien aan de zak blijven dezelfde toon geven [doedelzak, doerelzak, moemelzak]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
22873 |
doel |
goal (eng.):
gool (L353p Eksel)
|
Doel.
III-3-2
|
22350 |
doel bij verstoppertje spelen |
pot:
pot (L353p Eksel),
potje:
pötteke (L353p Eksel)
|
het doel bij het verstoppertje spelen [buut] [N 112 (2006)] || Het doel bij het verstoppertje spelen [buut]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17925 |
doelloos friemelen |
fommelen:
fommelen (L353p Eksel),
friemelen:
friemelen (L353p Eksel),
vriemelen (L353p Eksel, ...
L353p Eksel),
frutselen:
frotselen (L353p Eksel),
handvollen:
hamfelen (L353p Eksel),
klommelen:
22
klommelen (L353p Eksel),
modden:
modden (L353p Eksel)
|
Doelloos met de handen spelen (haffelen, friemelen, krawietelen) [N 108 (2001)] || haffelen: Doelloos met de handen spelen (haffelen, krawietelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22876 |
doelman |
goalkeeper (eng.):
Sub kipper.
goolkipper (L353p Eksel),
keeper (eng.):
kipper (L353p Eksel)
|
Doelman, keeper.
III-3-2
|
22872 |
doelpunt |
goal (eng.):
gool (L353p Eksel)
|
Doel, goal, doelpunt.
III-3-2
|
25020 |
dof, gedempt van geluid |
dof:
doe-w-ef (L353p Eksel)
|
niet helder, gedempt, gezegd van een geluid [grof, dof, hol, schor] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24137 |
doffer, mannelijke duif |
kubber:
kupper (L353p Eksel),
mannetje:
manneke (L353p Eksel)
|
duif, mannetje [ZND 01 (1922)] || een mannelijke duif (doffer, kebber, kipper, horen, duiver) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
18154 |
dokter |
dokter:
doktoeër (L353p Eksel)
|
dokteren: De geneeskunde beoefenen (meesteren, dokteren). [N 107 (2001)]
III-1-2
|