e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L320a plaats=Ell

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kluit kluit: zelfgemaakte briketten van zaagsel, kolengruis, geweekt papier en leem, noemde men in de oorlog 1940-1945, kluutte (lange uu)  kluutte (Ell) (Langwerpig) stuk brandstof, geperst uit steenkool- of bruinkoolgruis, fijngemaakte turf of houtskool met water en leem vermengd (briket, kluit, slof) [N 79 (1979)] III-2-1
kluit aarde klot: klǫt (Ell) [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8
kluizenaar kluizenaar: kluzenieër (Ell) Een man die in een eenzame woning afgezonderd leeft van de wereld, kluizenaar [(h)er(r)emiet]. [N 96D (1989)] III-3-3
kluizenaarswoning kluis: kloees (Ell) De woning van zon kluizenaar [kloes]. [N 96D (1989)] III-3-3
knabbelen knabbelen: knabbele (Ell), knauwelen: knouwele (Ell) knabbelen [knibbele] [N 10 (1961)] III-2-3
knappen knisperen: knispere (Ell) met een knappend geluid open springen [knipperen] [N 91 (1982)] III-4-4
knarsen knersen: knerse (Ell) een scherp, ongelijkmatig, schurend of malend, onaangenaam aandoend geluid voortbrengen [kniersen, knoersen, knarsen] [N 91 (1982)] III-4-4
knecht dekjong: dękjǫŋ (Ell) Helper van de stro- of rietdekker. Tot zijn werkzaamheden behoort onder meer het aanvoeren van het stro of riet. [N F, 44] II-9
knecht, algemeen knecht: knęxt (Ell) [L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6] I-6
knellen klemmen: klemme (Ell) Knellen: stijf drukken zodat daardoor een striem ontstaat (knellen, knijpen, duwen, wringen, klemmen). [N 84 (1981)] III-1-2