e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L320a plaats=Ell

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lage, natte plekken in moeras ven: vęn (Ell), zomp: zomp (Ell) De lager gelegen delen in een moeras waarin steeds water staat. [N 27, 21b] I-8
lage, natte zandgrond band: bānjtj (Ell), slip: slep (Ell) [N 27, 35; R 3, 5] I-8
lagenmaat lagen: lǭgǝ (Ell) De dikte van één baksteen plus één lintvoeg. Zie ook afb. 28 en 41. [N 31, 8a; N 31, 7c; monogr.] II-9
lagenverdeellat lagenlat: lǭgǝlat (Ell) Maatlat die is onderverdeeld in eenheden die ieder de dikte van één baksteen plus één voeg groot zijn. De lagenverdeellat heeft doorgaans een lengte van 1,10 m en wordt door de metselaar tegen de profielen gehouden om de laagverdeling daarop te kunnen aftekenen. Deze werkzaamheden werden in Q 3 'voegen aftekenen' ('vugǝ ǭftēkǝnǝ') en in L 414 'aftekenen' ('āftīkǝnǝ') genoemd. Zie ook afb. 28. [N 31, 8a; N 31, 8b; N 31, 7c; monogr.; div.] II-9
lakschoen lakschoen: laksjoon (Ell) lakschoenen [gelakkerde sjeun] [N 24 (1964)] III-1-3
lam lam: lām (Ell) Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] I-12
lammeren lammen: lāmǝ (Ell) Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.] I-12
lammetjespap boekweitspap: bôGGespap (Ell) Pap van boekweitmeel (lemmekespap?) [N 16 (1962)] III-2-3
lampenpit wiek: week (Ell) lampepit van katoen in een petroleumlamp (limet, lemmet, lemment, lemmert) [N 20 (zj)] III-2-1
lancet lancet: lansêt (Ell) Lancet: plat mesje met fijne punt en zeer scherpe snede, in de chirurgie gebruikt (vlim). [N 84 (1981)] III-1-2