24385 |
teek |
teek:
eigen spellingsysteem
taike (L320a Ell)
|
teek, spinachtig diertje dat zich vastzet op de huid van mens en dier en zich voedt met bloed [N 26 (1964)]
III-4-2
|
17715 |
teelballen |
ballen/bollen:
böl (L320a Ell),
Schertsend.
böl (L320a Ell),
kloten:
kloeëte (L320a Ell),
Gemeen.
kloeëte (L320a Ell)
|
[N 10c (1961)] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
25992 |
teerlingen |
beren:
bērǝ (L320a Ell)
|
De vier, vaak gemetselde, blokken waar de uiteinden van de kruisplaten op rusten. Zie ook afb. 12. [N O, 42i; Sche 10; A 42A, add.]
II-3
|
29957 |
tegelsnijder |
tegelmachine:
tēgǝlmǝšīn (L320a Ell)
|
Werktuig waarmee tegels gesneden kunnen worden. Er zijn verschillende modellen en uitvoeringen. De 'tegelsnijbeugel' bestaat uit een u-vormig gebogen metalen staaf waarbij aan één uiteinde een rubberen aandrukwiel en aan het andere een hardstalen wieltje is aangebracht. Met behulp van het snijwieltje wordt de glazuurlaag van de tegel ingekerfd. Bij de 'tegelsnijmachine' wordt het snijwieltje met behulp van een hefboom tegen de glazuurlaag van de tegel gedrukt. [N 32, 42a]
II-9
|
29958 |
tegeltang |
kniptang:
kneptaŋ (L320a Ell)
|
Tang waarmee kleine stukjes van een tegel geknipt kunnen worden. De tegeltang lijkt op een nijptang maar heeft smallere bekken en langere benen. [N 32, 42b]
II-9
|
29927 |
tegelzetter |
tegelzetter:
tēgǝlzę ̝tǝr (L320a Ell)
|
Arbeider die in een bouwwerk de vloer- en muurtegels plaatst. [N 32, 41d; N 30, 3e]
II-9
|
22429 |
tegen de bal schoppen |
stampen:
stampe (L320a Ell)
|
Tegen de bal schoppen in het voetbalspel [schoppen, trappen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21884 |
tegenvaller |
strop:
strop (L320a Ell)
|
een zwaar geldelijk verlies [krook] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21210 |
telefoon |
telefoon:
tillefoon (L320a Ell)
|
het toestel om de menselijke stem over te brengen [telefoon] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21211 |
telefooncel |
telefooncel:
tillefooncel (L320a Ell)
|
het kleine vertrek van waaruit men kan telefoneren [telefooncel, cel] [N 90 (1982)]
III-3-1
|