21755 |
eis van de aanklager |
eis:
eis (L320a Ell)
|
de eis van de aanklager over de op te leggen straf [ticht] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24142 |
ekster |
egerst:
aigerst (L320a Ell),
egest:
aegest (L320a Ell)
|
ekster || ekster (46 overal bekende zwart-witte vogel met lange flodderstaart; broedt in grote stevige takkennesten hoog in hoge bomen (populieren vaak tam gemaakt [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18112 |
eksteroog |
egerstenoog:
aigerste aug(e) (L320a Ell)
|
Likdoorn: pijnlijke hoornachtige verharding van de opperhuid met een naar binnengekeerde punt, meestal aan de tenen (eksterenoog, weer, weeroog, likdoorn). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25252 |
el, maat van 0,69 m |
el:
êl (L320a Ell)
|
de maat die een lengte aangeeft van 68 cm [el, mut] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33741 |
elektrische draadafrastering |
schrikdraad:
šrekdrǭt (L320a Ell)
|
Afrastering met onder elektrische stroom staande prikkeldraad of gladde ijzerdraad. [N M, 6a]
I-8
|
34335 |
elkaar in de staart bijten |
staartbijten:
stɛrtbītǝ (L320a Ell)
|
Gezegd van de biggen. [N 76, 30]
I-12
|
18829 |
ellende (lijden) |
in de elend zitten:
innen ieëlenj zitte (L320a Ell),
miserie:
miserie (L320a Ell)
|
een rampzalige, zeer beklagenswaardige toestand [ellende, miserie] [N 85 (1981)] || ellende lijdend [katijvig, ellendig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24419 |
emelt, larve van de langpootmug |
emelt:
eigen spellingsysteem bestrijding met Parijs groen en zemelen
emelt (L320a Ell)
|
emelt, larve van de langpootmug, zeer schadelijk wormpje in graan- en grasland [N 26 (1964)]
III-4-2
|
17703 |
endeldarm |
kakdarm:
kakderm (L320a Ell)
|
endeldarm [aarsdarm, enteldeerm, gatdarm, teenentoewt] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
23263 |
engel |
engel:
ingel (L320a Ell)
|
Een engel [ingel, èngel]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|