e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L363p plaats=Ellikom

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sport van een stoel spon: spòn (Ellikom), sproot: Ki-jk ût möt de leijer, want ein paar sprute zeen gebruke  spruut (Ellikom), treem: triêm (Ellikom) de sport van een stoel || dwarshout van een stoel || sport van een stoel III-2-1
sporten sproten: sprūi̯ǝ.tǝ (Ellikom) De scheien die de ladderbomen met elkaar verbinden. [JG 1a, JG 1b] I-13
spreeuw spreeuw: spriêf (Ellikom) spreeuw III-4-1
spreken, praten kallen: kalle (Ellikom) praten, klappen, kallen [ZND 36 (1941)] III-3-1
springstier springvar: sprɛ.ŋk˲var (Ellikom) [JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 15] I-11
spruiten, uitbotten spruiten: sprûte (Ellikom), struiken: strûke (Ellikom) schieten, scheuten krijgen || spruiten, uitschieten III-4-3
spruitkool, spruitje spruitje: spri-jtsje (Ellikom), spruitkool: sprûtkiêl (Ellikom) spruitje || spruitkool I-7
staart staart: start (Ellikom), varkensbis: vɛ.rkǝzb`ez (Ellikom) Zie afbeelding 2. [JG 1a, 1b, 2c; monogr.] || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60] I-12, I-9
staartriem staartleer: startlē̜r (Ellikom) Riem die onder de staart van het paard doorloopt en aan het haam of aan het borsttuig is vastgemaakt als het paard geen zadel draagt. Dit onderdeel van het paardetuig was al aan het verdwijnen in de laatste fase van het met kar en paard rijden. Het belet dat het haam naar voren schuift als het paard het hoofd buigt. [JG 1b, 1c, 2b, 2c; monogr.] I-10
stal stal: sta.l (Ellikom), stã.l (Ellikom) Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim] I-6