e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L363p plaats=Ellikom

Overzicht

Gevonden: 1613
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
landrol wel: wɛl (Ellikom) De vroeger houten, later ijzeren rol om aard-kluiten van geploegd land te breken, de akker vlak te maken, het zaad in de aarde vast te drukken, enz. Zie afb. 81 en 82. [JG 1a + 1b; N 11, 86; N 11A, 183 + 185; N J, 10 add.; N P, 20 add.; A 40, 9; monogr.] I-2
lange neus goede gevel: ne gooie gevel (Ellikom), lange neus: lang naas (Ellikom, ... ) een lange neus [ZND 39 (1942)] III-1-1
langen langen: Geven.  lange (Ellikom) Is bij u een werkwoord langen bekend? Schrijf de juiste betekenis tussen haakjes achter de dialectuitspraak (geven, nemen, overreiken enz.). [ZND 37 (1941)] III-1-2
langpootmug hooiwagen: huujwage (Ellikom) langpootmug III-4-2
langwerpige streep van voorhoofd tot neus streep: strī.p (Ellikom) Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b] I-9
langzaam, traag langzaam: det geit langsaam (Ellikom) Langzaam. Dat gaat langzaam [ZND 37 (1941)] III-4-4
lantaarn lantaarn: lanteern (Ellikom), Ein grute lantèèr möt ein hiêl klein leechtsje: iemand die veel praats heeft maar weinig te vertellen weet Zuu ein(e) moot men möt ein lanrèèr goan zeke: zulke bijzondere persoon vindt men niet elke dag  lantèèr (Ellikom), lantaring: soms gebruikt  lantèring (Ellikom) lantaarn [ZND 37 (1941)] III-2-1
last, moeilijkheid miserie: waat ein mezèrie toch z ook mert en leid  mezérie (Ellikom) ongemak, moeilijkheid III-1-4
lasteren rijten: Eme(s) er ferm duurri-jte  ri-jte (Ellikom) van iemand kwaadspreken III-1-4
lastig (werken) lastig: det is zuu lestiges eine naakse in zi-jn maal pisse  lestig (Ellikom), moeilijk: det waas èè mooilik vroagstèk, mân  mooilik (Ellikom) moeilijk III-1-4