e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L363p plaats=Ellikom

Overzicht

Gevonden: 1613
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leien dak leien dak: lęjǝ dāk (Ellikom) Met leien gedekt dak. Zie ook de lemmata 'Rijndak' en 'Maasdak'. [L 37, 26c; N 79, 5 add.] II-9
lendenen en kuil lenden: lęnǝ (Ellikom), miltkuil(en): me.lkűl (Ellikom) Achter de rug liggen de lendenen. Bij een welgevormd paard gaan de lendenen, die sterk en goed gespierd moeten zijn, ongemerkt in kruis en flanken over. De miltkuilen of -holten vormen het gedeelte van de flanken tussen heupgewricht en de laatste rib, een holte aan de buik ter hoogte van de milt. Een paard heeft bij voorkeur kleine miltkuilen. Zie afbeelding 2.30. [JG 1a, 1b, 2c] I-9
lenen lenen: lī[ə}nən (Ellikom) leenen [ZND m] III-3-1
lente, voorjaar uitersgang: de ûtersjank (Ellikom), uitkomen: ûtkòmme (Ellikom), voorjaar: het viêrjoar (Ellikom), voortijd: de viêrti-jd (Ellikom), vroegjaar: het vreegjoar (Ellikom) voorjaar, lente III-4-4
lepe, doortrapte kerel gehaaide, een -: eine geheidsde (Ellikom), geslepen kerel: ein gesliëpe kèrel (Ellikom), jood: Pas mè good op, want det is einen echte juud De uitdrukking stamt uit de tijd dat joden nog als vaak onbetrouwbare sjacheraars beschouwd en als dusdanig ook behandeld werden  juud (Ellikom) doortrapte kerel || een geslepen kerel || sluw, geslepen persoon III-1-4
lepel lepel: liepel (Ellikom) Lepel (juiste dialectuitspraak) [ZND 37 (1941)] III-2-1
leugen / gelogen gelogen (volt.deelw.): de’s geloege (Ellikom) Dat is een leugen. [ZND 37 (1941)] III-3-1
leverpastei pastei: pəsteͅi (Ellikom) leverpastei [Goossens 1b (1960)] III-2-3
leverworst leverworst: lēͅ.vərwoͅrst (Ellikom) leverworst [Goossens 1b (1960)] III-2-3
libel en waterjuffer poppenschreur: pòppesjrieêr (Ellikom) libel, waterjuffer III-4-2