e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ellikom

Overzicht

Gevonden: 1613
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
paardedeken onder het zadel onderzadel: o.nǝrzāl (Ellikom) Deken die onder het zadel wordt gelegd om de rug van het paard te beschermen. Uit een aantal opgaven blijkt dat daarvoor ook andere materialen zoals kussens, vilt of (plastic) zakken gebruikt worden. Vergelijk ook lemma Onderzadel. [JG 1a, 1b] I-10
paardekastanje kastanjel: kerstaanjel (Ellikom) kastanje III-4-3
paardetuig getuig: gǝtīx (Ellikom), paardsgetuig: pē̜rs˲gǝtī.x (Ellikom) De naam voor het paardetuig in het algemeen. [JG 1a, 1b; N 13, 80; monogr.] I-10
palmboompje palm: paum (Ellikom, ... ) palm || palmboompje (buxus) [ZND m] III-4-3
pand, bed bed: będ (Ellikom  [(drie m - weinig gebruikelijk)]  ), de volgende opgaven zijn meervoud  będǝ(n) (Ellikom), pand: pa.nt (Ellikom  [(zes tot zeven m)]  ) Een pand of bed is een deel van een (meest erg lange) akker of een smal stuk land tussen twee evenwijdige greppels. Vergelijk het lemma In Panden Ploegen. Panden zijn doorgaans kleiner van oppervlakte dan gewone percelen op drogere grond. Men onderscheidt soms brede en smalle akkerdelen. Waar de brede stukken panden heten, worden de smalle stukken bedden genoemd. Het omgekeerde is ook mogelijk. Met perken bedoelt men de brede stukken. Hieronder is van deze afzonderlijk te ploegen akkerdelen - voor zover mogelijk - de breedte in voren of meters vermeld. Omdat een akker meerdere panden of bedden omvat, zijn ook de verstrekte meervoudsvormen opgenomen. [N 11, 53a + b; N 11A, 122 add.; N 11A, 130 a + c; JG 1a + 1b + 1c + 2c; A 44, 21e] I-1
pannenkoek smoutkoek: smautkook (Ellikom) pannenkoek III-2-3
pantoffel slijper: slijpers (Ellikom), slof: slof (Ellikom) pantoffel [ZND m] || Slof, een paar sloffen. Bedoeld worden ruime pantoffels van ruwe stof (zelfkant) zonder of met neergetrapt achterstuk (fr. chaussons de lisière) [ZND 48 (1954)] III-1-3
pap pap: verkl. pepke Viêr det mager pepke, zag Jepke, gèèf ich nog gèè knepke  pap (Ellikom) pap III-2-3
paren van de duiven paren: pā.rə (Ellikom) Paren [van de duiven]. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
pasgeboren kalf nuchter kalf: nēxtǝrǝ [kalf] (Ellikom) [N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11