id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
19707 | sport van een stoel | spon: spòn (Ellikom), sproot: Ki-jk ût möt de leijer, want ein paar sprute zeen gebruke spruut (Ellikom), treem: triêm (Ellikom) | de sport van een stoel || dwarshout van een stoel || sport van een stoel III-2-1 |
34582 | sporten | sproten: sprūi̯ǝ.tǝ (Ellikom) | De scheien die de ladderbomen met elkaar verbinden. [JG 1a, JG 1b] I-13 |
24249 | spreeuw | spreeuw: spriêf (Ellikom) | spreeuw III-4-1 |
21352 | spreken, praten | kallen: kalle (Ellikom) | praten, klappen, kallen [ZND 36 (1941)] III-3-1 |
34055 | springstier | springvar: sprɛ.ŋk˲var (Ellikom) | [JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 15] I-11 |
24516 | spruiten, uitbotten | spruiten: sprûte (Ellikom), struiken: strûke (Ellikom) | schieten, scheuten krijgen || spruiten, uitschieten III-4-3 |
33637 | spruitkool, spruitje | spruitje: spri-jtsje (Ellikom), spruitkool: sprûtkiêl (Ellikom) | spruitje || spruitkool I-7 |
20125 | staart | staart: start (Ellikom), varkensbis: vɛ.rkǝzb`ez (Ellikom) | Zie afbeelding 2. [JG 1a, 1b, 2c; monogr.] || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60] I-12, I-9 |
33976 | staartriem | staartleer: startlē̜r (Ellikom) | Riem die onder de staart van het paard doorloopt en aan het haam of aan het borsttuig is vastgemaakt als het paard geen zadel draagt. Dit onderdeel van het paardetuig was al aan het verdwijnen in de laatste fase van het met kar en paard rijden. Het belet dat het haam naar voren schuift als het paard het hoofd buigt. [JG 1b, 1c, 2b, 2c; monogr.] I-10 |
28377 | stal | stal: sta.l (Ellikom), stã.l (Ellikom) | Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim] I-6 |