20807 |
braadworst |
saucijs:
sesi-js (L363p Ellikom, ...
L363p Ellikom)
|
braadworst || saucisse
III-2-3
|
33653 |
braakland |
braakland:
brōkla.nt (L363p Ellikom)
|
Stuk land of akker dat men één of meer jaren onbewerkt laat liggen alvorens het opnieuw te beploegen. [N 11, 6; N 27, 4b; N 27, 31; N 11A, 135; A 10, 4; A 33, 12; A 33, 14a; JG 1a, 1b, 2a, 2b, 2c; L 22, 13; L 1a-m; L 1u, 22; L 19b, 1a; S 4; Ale 253; monogr.]
I-8
|
31545 |
braam |
bramen:
brīǝmǝ (L363p Ellikom)
|
Rubus fruticosus L. Het bekende moeilijk te verwijderen doornige gewas in wegbermen, aan bosranden en dergelijke met tot 3 meter lange gestekelde takken, die vaak boogvormig overhangen, en zwarte (onrijp: rode) samengestelde smakelijke vruchtjes. De gewone braam bloeit van mei tot juli met witte tot roze bloempjes. Ook in cultuur om de eetbare vruchten. De vraag in de enquête van J. Goossens is gesteld vanwege de braamtakken in verband met de vervaardiging van korven. Deze worden gemaakt van strowissen en de lange taaie braamtakken die van hun doornen zijn ontdaan. [JG 1a, 1b; A 13, 5b; RND 82; monogr.]
I-5
|
24501 |
braambes |
braamberen:
bròmbiêr (L363p Ellikom)
|
braambes
III-4-3
|
33295 |
braambessen |
braamberen:
bro.mbīǝ.rǝ(n) (L363p Ellikom)
|
Als aanvulling op de vraag die in het lemma Braam is behandeld werd ook geïnformeerd naar de benamingen van de vrucht van de braamstruik. [JG 1b gedeeltelijk, 1c, 2c]
I-5
|
20788 |
braden |
braden:
broaje (L363p Ellikom)
|
braden
III-2-3
|
19860 |
branden |
branden:
Ki-jk maar good ût deste doa di-jn vinger neet aan (ver)bran(d)s: let op dat je daarmee niet bedrogen uit komt Gèè köntsj doaviêr waal èè kèèrske loate branne: voor het verloop daarvan kun je wel erg dankbaar zijn
branne (L363p Ellikom)
|
branden
III-2-1
|
19635 |
brandhout |
knabben:
knap (L363p Ellikom),
stoofhout:
stoafhuit (L363p Ellikom),
stooksel:
stooksel (L363p Ellikom, ...
L363p Ellikom),
vinkelhout:
Este neet oppast, dan maak ich vinkelhuit van dich: kijk maar uit, of ik zal je eens duchtig de les spellen
vinkelhuit (L363p Ellikom)
|
[ZND 48 (1954)]brandhout || Brandhout voor de kachel [ZND 48 (1954)] || sprokkelhout om er de kachel mee aan te maken || stuk (meestal gezaagd) hout als brandstof
I-7, III-2-1
|
19840 |
brandstof |
stokens:
genitiefsvorm Zuu èè gruut hûs kimt te deer aan stukes
stukes (L363p Ellikom)
|
het stoken
III-2-1
|
33983 |
brede buikriem |
onderhulp:
o.nǝrhɛ.lǝp (L363p Ellikom)
|
Riem die onder de buik van het paard wordt gespannen en aan de twee uiteinden van de berries wordt vastgemaakt. Hij zorgt ervoor dat het paard steviger tussen de berries staat en voorkomt dat de kar opkipt. Deze riem is breder dan de smalle buikriem opdat hij bij het opkippen van de kar niet in de buik van het paard zou snijden. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 73]
I-10
|