e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Elsloo

Overzicht

Gevonden: 697
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gaan gaan: goon (Elsloo) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] III-1-2
gans gans: gans (Elsloo), gau̯s (Elsloo) [A 2, 42; A 6, 5a; A 6, 5b; A 6, 5c; S 9; L 1a-m; L 1, 58; JG 1a, 1b, 1c, 1d; Vld.; monogr.] I-12
gebit gebit: gebeet (Elsloo) gebit [N 10a (1961)] III-1-1
gedrongen persoon gedrongen mens: gedronge minsch (Elsloo) gedrongen, een gedrongen postuur hebben [N 10 (1961)] III-1-1
geeuwen gapen: gape (Elsloo) gapen [N 10 (1961)] III-1-2
gegraven waterloop gracht: grax (Elsloo), sloot: sloi̯t (Elsloo) In het algemeen is in dit lemma sprake van een gegraven waterloop als afscheiding of om overtollig water af te voeren of om te bewateren. In dialectenqu√™tes zijn er veel vragen gesteld naar de benamingen voor een sloot, graaf of gracht. In de antwoorden bleek veel overlap te zitten. Het gaat hier om waterlopen die verschillend van breedte kunnen zijn. Omdat de antwoorden hierover niet eenduidig waren, was het niet mogelijk aan een begrip een vaste breedte toe te kennen. Algemeen kan men zeggen dat een gracht een bredere sloot is, een graaf een wat bredere, vaak droge sloot, en dat een goot, grub en zouw wat smallere waterlopen zijn. Het overeenkomstige bij alle waterlopen is dat ze gegraven zijn. [N 27, 24; AGV, m1; A 20, 1c; A 20, 1d; A 10, 21; A 2, 48; L 24, 27; L 1a-m; L 36, 4; L A1, 62; Lu 1, 5; R 14, 23j; S 11, 33; monogr.] I-8
gehemelte hemel: hemel (Elsloo) gehemelte [raak, geemel] [N 10a (1961)] III-1-1
gehurkt zitten op zijn hukken zitten: op z`n huuke zitte (Elsloo) hurken, op zijn ~ zitten [op de huuke, op znen huik, op zn huiketjes zitte] [N 10 (1961)] III-1-2
geit geit: gęi̯t (Elsloo) Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.] I-12
gekruld haar krullend haar: krollende haor (Elsloo) gekruld haar [N 10 (1961)] III-1-1