17630 |
adamsappel |
zuipknopje:
zoepknupke (Q017p Elsloo)
|
adamsappel [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17685 |
ademen |
ademhalen:
aojem haole (Q017p Elsloo)
|
ademen [N 10a (1961)]
III-1-1
|
17682 |
ader |
ader:
blootaor (Q017p Elsloo)
|
ader [N 10a (1961)]
III-1-1
|
29685 |
afdragen |
afdragen:
ā.f˱drā.gǝ (Q017p Elsloo)
|
De gevulde vormen naar de droogplaats brengen. [monogr.; N 98, 94 add.; N 98, 101 add.]
II-8
|
34247 |
afgeroomde melk |
ondermelk:
ondǝrmęlk (Q017p Elsloo)
|
De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.]
I-11
|
17583 |
afhangend kuifje (bij kortgeknipt haar) |
pony:
ponnie (Q017p Elsloo)
|
haar, kortgeknipt ~ met alleen van voor een afhangend kuifje [ponnie, tuil] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17722 |
afloeren, bespieden |
speculeren:
spikelere (Q017p Elsloo)
|
kijken: afloeren [aafvinke] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
29753 |
afsmeren |
met leem insmeren:
met lęjm ensmē̜rǝ (Q017p Elsloo)
|
De veldoven zonder muren aan de buitenzijde afsmeren met natte klei. [N 98, 116; monogr.]
II-8
|
29672 |
afstrijken |
aftrekken:
āftrę ̞kǝ (Q017p Elsloo)
|
De overtollige klei in de vormbak afstrijken met de handen of met behulp van een houten plankje, een afstrijkboog of een mes. Het woordtype afstrijken werd in L 270 ook gebruikt voor het afstrijken van de klei in een pannenvorm. [monogr.; N 98, 80 add.]
II-8
|
19529 |
afwasteil, afwasbak |
afwasbak:
aafweschbak (Q017p Elsloo),
aafwesjbak (Q017p Elsloo),
aa‧fwesjbak (Q017p Elsloo)
|
afwasbak [N 07 (1961)]
III-2-1
|