34263 |
stremsel |
zuursel:
sūrsǝl (Q017p Elsloo)
|
Het zuur dat bij de melk wordt gevoegd om het te laten stollen. [A 7, 26; N 3E (II]
I-11
|
22041 |
strooisel |
strooisel:
štrø̜i̯sǝl (Q017p Elsloo)
|
Dat wat in de stal onder het vee wordt gestrooid. Dat kan vers stro zijn maar ook gehakt stro of afval na het wannen van gedorst graan. Verder gebruikte men bladeren uit hagen, eiken- en beukenbos en loof van struiken eveneens als strooisel. [N 6, 10; L 7, 61b; JG 1a, 1b, 2b-1 add.; N 18, 41 add.; monogr.]
I-11
|
17642 |
stuitbeen |
staartschroef:
startschroef (Q017p Elsloo)
|
stuitbeen [gatschenk, stietje, startschroef] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17735 |
suizen van de oren |
tuiten:
m`n oiwore toete mich (Q017p Elsloo)
|
suizen van de oren [toewte, fluite] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19667 |
tafel |
tafel:
tōͅfəl (Q017p Elsloo)
|
een houten tafel [Roukens 12 (1937)]
III-2-1
|
24494 |
tak (alg.) |
tak:
tek (Q017p Elsloo)
|
(jonge) takken mv. [DC 41 (1966)]
III-4-3
|
17760 |
tand |
tand:
tendj (Q017p Elsloo),
tenjd (Q017p Elsloo)
|
tand [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17622 |
tandvlees |
tandvlees:
tènjtvleisch (Q017p Elsloo)
|
tandvlees [bibbletjes, bibbertjes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20357 |
tante |
tant:
tant (Q017p Elsloo)
|
tante; Bestaan er verschillende woorden voor een tante van vaders- en van moederskant? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
34343 |
teeldriftig |
berig:
bęrex (Q017p Elsloo)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het mannelijk varken. [A 43, 20b; monogr.]
I-12
|