e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Epen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tollen konkernollen: kónkərnoolə (Epen) Tollen: draaien als een tol (trijzelen, bollen). [N 84 (1981)] III-1-2
toneelspel voorstelling: veursjtilling (Epen) Een voorstelling door een toneelgroep [spel]. [N 90 (1982)] III-3-2
tonen laten zien: lote zie-ë (Epen), zîê laotə (Epen) tonen [SGV (1914)] || tonen: Laten zien, tonen (togen). [N 84 (1981)] III-1-1
tong van een schoen tong: tóng (Epen) een strookje leer tussen de kleppen van een schoen [tong, lipje] [N 86 (1981)] III-1-3
toonbank teek: Van Dale: III. teek, (gew.) tapkast.  teek (Epen, ... ) de winkeltafel waarop de waren worden getoond of gelegd [toog, toonbank, gaam, bank] [N 89 (1982)] || toonbank [SGV (1914)] III-3-1
torenhaan t hantje van dn taore?].: haan (Epen) De haanvormige windwijzer boven op de torenspits [weerhaan, windhaan [N 96A (1989)] III-3-3
torenspits torenspits: tooënsjpits (Epen) De spits van de kerktoren; deze is meestal met leien bedekt. [N 96A (1989)] III-3-3
torenuurwerk kerkuur: kirk-oer (Epen) Het uurwerk in de kerktoren, de torenklok [kerkklok, kerkuur?]. [N 96A (1989)] III-3-3
tornen lossnijden: losšni-jǝ (Epen) De naad of steken losmaken en uithalen. [N 62, 22; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 20; MW; S 38] II-7
traag traag: traoch (Epen), Opm. o netals Fr. woord mon.  trog (Epen) niet snel reagerend; langzaam in het handelen [traag, lui] [N 85 (1981)] || traag [SGV (1914)] III-1-4