24907 |
woensdagx |
goensdag:
gostig (Q207p Epen),
góstəch (Q207p Epen),
gôôsteg (Q207p Epen)
|
dag; woensdag [N 07 (1961)] || de vierde dag van de week, woensdag [goensdag] [N 91 (1982)] || Woensdag [SGV (1914)]
III-4-4
|
21131 |
woest, wild rijden |
jagen:
jáágə (Q207p Epen)
|
woest, wild rijden [rossen, rotsen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18132 |
wonde |
wonde:
wónd (Q207p Epen)
|
Wond: letsel, kwetsuur (blessure, wats, gorre). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23337 |
wonder |
wonder:
wonder (Q207p Epen)
|
wonder [SGV (1914)]
III-3-3
|
23918 |
wonderen doen |
wonderen doen:
wóndere doeë (Q207p Epen)
|
Wonderen doen/verrichten. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19835 |
wonen |
wonen:
wonne (Q207p Epen, ...
Q207p Epen),
wónnə (Q207p Epen)
|
een nestje hebben, gezegd van vogels (nesten, wonen, houden) [N 83 (1981)] || huizen (ww.) [SGV (1914)] || wonen [SGV (1914)]
III-2-1, III-4-1
|
22722 |
woonwagen |
woonwagel:
wónwáágəl (Q207p Epen)
|
De woonwagen van kermisklanten [karrakiekast, brak]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
21267 |
woord |
woord:
woad (Q207p Epen)
|
woord [SGV (1914)]
III-3-1
|
34202 |
wormbulten |
angelsbutsen:
aŋǝlsbø̄tsǝ (Q207p Epen)
|
In de zomer leggen runderhorzels hun eitjes aan de haren van het rund. Na enkele dagen kruipen er larven uit de eitjes. Deze dringen het lichaam binnen langs de haren en het haarzakje, doorboren de huid en groeien langzamerhand uit. In de winter komen ze vooral onder de huid van de rug terecht. Iedere plek waar een larve zit, vormt een bultje, de wormbult. Om te kunnen ademen doorboort de larve de huid van het rund. Dit veroorzaakt wondjes die gemakkelijk geïnfecteerd kunnen raken, waardoor zeer uitgebreide verettering kan ontstaan. Zie ook het lemma ''wormbulten'' in wbd I.3, blz. 478-479. [N 52, 22; N 3A, 83b; A 48A, 35; monogr.]
I-11
|
21014 |
wormstekig |
wormstekig:
wurmsjtêêəkich (Q207p Epen, ...
Q207p Epen)
|
Door wormen aangetast, gezegd van fruit (wormstekig, gemaaid, vermaaid, verpielt, meutelig, maaistekig, maaisteek). [N 82 (1981)]
I-7, III-2-3
|