20455 |
buitenechtelijk kind |
basterd:
baastərt (Q207p Epen)
|
een niet uit een wettelijk huwelijk geboren kind, buitenechtelijk kind [bastaard, speelkind, voorloper, voorkind] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
25220 |
bulderen van de storm |
bulderen:
buldərə (Q207p Epen)
|
een sterk rommelend of dreunend geluid geven, gezegd van bijv. een storm of een kanon [rullen, bulderen, burrelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21349 |
bullebak |
bullebak:
bulləbak (Q207p Epen)
|
iemand die probeert door nors, ruw optreden anderen bang te maken [woew, bietebouw, bullebak] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21118 |
bundel groenten |
botje:
bötjə (Q207p Epen)
|
Een bundel samengebonden groenten zoals asperges, prei, etc. (bussel, bos). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
25058 |
bundel, bussel |
boet:
beuëd (Q207p Epen)
|
bundel [SGV (1914)]
III-4-4
|
25251 |
bunder, maat van 10.000 m2 (hectare) |
bunder:
boender (Q207p Epen),
hectare:
héktáár (Q207p Epen)
|
bunder [SGV (1914)] || de maat die een oppervlakte aangeeft van 10.000 vierkante meter [bunder, hond, hectare] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21703 |
buren (ww.?) |
nabuur:
naobər (Q207p Epen)
|
buurman zijn van iemand [noberen, geburen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22489 |
burenovertrek |
bageren:
begeere (Q207p Epen)
|
Het gebruik dat bij een verhuizing het gezin op versierde wagens naar de nieuwe woning gebracht werd. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21507 |
burgemeester |
burgemeester:
burgəmeestər (Q207p Epen)
|
het wettelijk hoofd/de vertegenwoordiger van een gemeente [burgemeester, burger, burgmeester] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21303 |
buskruit |
pulver (<lat.):
polver (Q207p Epen),
pòlfər (Q207p Epen)
|
buskruit [SGV (1914)] || licht ontbrandbaar, ontplofbaar mengsel dat o.a. gebruikt wordt voor het afschieten van vuurwapens [buskruit, kruit, poeder] [N 90 (1982)]
III-3-1
|