e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Epen

Overzicht

Gevonden: 3496

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
afkomst afkomst: aafköms (Epen), komaf: kómááf (Epen) afkomst [N 87 (1981)] || afkomst, afstamming; bloedverwantschap in neerdalende lijn [komaf, tuk, afkomst] [N 87 (1981)] III-2-2
aflaat aflaat: aafloat (Epen) Een aflaat [ablas?]. [N 96B (1989)] III-3-3
afleggen van een dode afleggen: ààfléégə (Epen) een lijk reinigen en met het doodsgewaad bekleden, meestal tevens van het bed afnemen [afleggen, lijken, ontwaden] [N 87 (1981)] III-2-2
afpassen met de voet, aftreden aftreden: ááftréénə (Epen) de lengte bepalen door stappen [aftreden] [N 91 (1982)] III-4-4
afraffelen afrappelen: flót aafrappele (Epen) (te) snel bidden, een gebed afraffelen. [N 96B (1989)] III-3-3
afrit afrit: ááfrit (Epen) een hellende weg waarlangs men een brug, een dijk enz. kan verlaten (afrit, afging, afrij) [N 90 (1982)] III-3-1
afscheuren, afritsen afscheuren: ááfsjèùrə (Epen) afscheuren [rippen, afritsen] [N 91 (1982)] III-4-4
afslaan, van noten houwen: nèùət hówwə (Epen) Noten afslaan (boeken, beuken slaan, rammelen, sloesteren). [N 82 (1981)] I-7
aftroggelen affoetelen: aaffoetele (Epen), aftroggelen: ááftròggələ (Epen) listig of met bedrog iets van iemand weten te krijgen [troggelen, aftroggelen, uitschillen, affoefelen, aftruifelen, aftisselen, afstrepen, affutselen, afzetten] [N 89 (1982)] || troggelen (af~) [SGV (1914)] III-3-1
afwasteil, afwasbak spoelbak: speulbak (Epen) afwasbak [N 07 (1961)] III-2-1