e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q284p plaats=Eupen

Overzicht

Gevonden: 1837
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kousenband hoosbindel: hoͅsbøyndəl (Eupen) kousenband [ZND m] III-1-3
kozijn deurestijl: dø̜̄rǝštīlǝ (Eupen) Houten of metalen raamwerk, bestaande uit twee stijlen met een boven- en onderdorpel, waarin een deur of raam wordt aangebracht. In Q 113 zijn kozijnen pas kort in gebruik. Voorheen paste men een constructie toe die 'blindraam' of 'rabat' werd genoemd. Daarbij werd in de massief gemetselde muur een opening gelaten waarin later het deur- of raamkozijn werd geplaatst. Het houtwerk van zo'n blindraam werd door middel van de pleisterlaag vastgezet. De kozijnen die tegenwoordig worden gebruikt, zijn dikker dan het kozijn dat bij de blindramen gebruikelijk was. Zij steken aan de binnen- en aan de buitenkant verder naar voren en worden vastgezet met behulp van kozijnankers, die tussen de voegen van de beide spouwmuren worden gemetseld. In verband met deze verankering in het metselwerk wordt het kozijn van tevoren geplaatst (Lochtman, pag. 42). Zie ook het lemma 'Muurraam'. [N 32, 10a-c; N 55, 6a-c; monogr.; div.] II-9
kraag kraag: krāx (Eupen), rokkenkraag: rockekraag (Eupen) kraag [ZND 28 (1938)] III-1-3
kraaien, gezegd van de haan kicheriki: kicheriki (Eupen), kraaien: kriǝ (Eupen) [N 19, 49; Vld.; monogr.] I-12
kraakbeen knoers/knors: knoͅš (Eupen), knor: knoͅr (Eupen) knorpel, kraakbeen [ZND m] III-1-1
kraaltjes parels: pɛrlə (Eupen) kraaltjes [RND] III-3-2
kraanvogel wilde gans: wil gēͅ:s (Eupen), wil yēͅ:s (Eupen) kraanvogel [ZND 01 (1922)], [ZND 17 (1935)] III-4-1
krabben kratsen: kratsə (Eupen) kratzen, krabben [ZND m] III-1-2
krachtig deftig: dɛftex (Eupen) krachtig III-1-4
krakeling bretzel (du.): breͅtsəl (Eupen) Bretzel III-2-3