27904 |
raam |
venster:
vęnstǝr (Q284p Eupen)
|
Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.]
II-9
|
33271 |
raapzaad |
reubzaam:
røbzom (Q284p Eupen)
|
Brassica rapa L. subsp. oleifera. Naam voor het gewas en voor het zaad. Zoals koolzaad is ook raapzaad een koolsoort die alleen om het oliehoudend zaad wordt geteeld. De knolraap is de vrucht van dezelfde soort die omwille van de knol wordt verbouwd; vergelijk ook het lemma Knolraap.
I-5
|
33272 |
raapzaadolie |
reubolie:
rø̜bǫlǝ (Q284p Eupen)
|
De olie die uit raapzaad wordt geslagen. Zie de toelichting bij het lemma Koolzaadolie. Bomolie is de olie die uit de eerste slagen van de molen wordt verkregen; ze is van goede kwalitetit en wordt als slaolie gebruikt. Bij de typen lijzend, lijzendsmout en lijzentesmout is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om raapolie gaat. Bij de opgave raapzaad is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om olie gaat. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-5
|
19057 |
raar, vreemd |
drollig:
drōləx (Q284p Eupen),
kluchtig:
klyxtəx (Q284p Eupen)
|
zonderling, vreemd [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
33577 |
radijs |
radijs:
radīs (Q284p Eupen)
|
I-7
|
19576 |
ragebol |
stubber:
štøͅbər (Q284p Eupen)
|
stoffer, haarborstel met lange steel
III-2-1
|
19977 |
rammelaar |
rammelaar:
rämmelder (Q284p Eupen)
|
konijn, mannetje
III-2-1
|
20515 |
ranzig |
garstig:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
gā:rstəx (Q284p Eupen)
|
garstig [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
19839 |
raspen |
raspelen:
rāspǝlǝ (Q284p Eupen)
|
Met de rasp werken. [N 33, 85 add.; monogr.]
II-11
|