28818 |
schortenbont |
cotonnade:
kotǝnāt (Q284p Eupen)
|
Bonte stof voor schorten, meestal van katoenen stof. [N 62, 86; N 62, 98; N 59, 201; MW; monogr.]
II-7
|
21367 |
schot |
schot:
šot (Q284p Eupen)
|
Eén inslag. Elk van de inslagdraden die door middel van de weefspoel door de sprong heen is geschoten. [N 39, 111c]
II-7
|
19506 |
schotel |
pateel:
petīl (Q284p Eupen),
putīl (Q284p Eupen, ...
Q284p Eupen),
pətīl (Q284p Eupen),
pətīəl (Q284p Eupen, ...
Q284p Eupen),
plateel:
platīl (Q284p Eupen, ...
Q284p Eupen),
platälle (Q284p Eupen, ...
Q284p Eupen),
platɛlə (Q284p Eupen),
schotel:
schoͅttel (Q284p Eupen),
šotəl (Q284p Eupen, ...
Q284p Eupen),
šoͅtəl (Q284p Eupen),
telder:
tɛldər (Q284p Eupen, ...
Q284p Eupen)
|
aarden of houten schotel || aarden of houten schotel; op 142: plat houten bord || een ronde schotel [ZND 06 (1924)] || platte houten schotel || schotel [ZND m]
III-2-1
|
19876 |
schotelrek, bordenrek |
schotelenbred:
šoͅtələbrɛt (Q284p Eupen)
|
keukenplank, schotelrek
III-2-1
|
29277 |
schoten tellen |
de schot meten:
dǝr šot meǝtǝ (Q284p Eupen)
|
Het aantal schoten of inslagen tellen. [N 39, 118]
II-7
|
33059 |
schoven binden |
binden:
bęi̯.ndǝ (Q284p Eupen)
|
Het werk van de binder die achter de zichter aankomt en die om de hoeveelheid halmen die de zichter afgetrokken heeft twee (soms ook één) banden doet en zo de garven, gebonden schoven, maakt. Wanneer het graan met de zeis gemaaid wordt en de aflegger achter de maaier aankomt, worden het "afleggen", het "vormen" en het "binden" vaak in één doorgaande handeling uitgevoerd. Jassen en kassen worden (elders) ook gebruikt voor het opzetten en samenbinden van de korenhokken, zie het lemma ''schoven opzetten in een hok'' (4.6.13). De volgorde van de varianten van het type binden is: a. consonantcluster: -nd-/-ndj-/-]d, -n-, -nj-, -]-; b. vocalisme: -e-, -ę-, -ęi̯-, -ē-, -i-.' [N 15, 15d, 15e2 en 20; JG 1a, 1b; A 23, 16.2; L 1 a-m; L 1u, 15; L 48, 34.2; Lu 1, 16.2, Lu 2, 34.2; monogr.]
I-4
|
19661 |
schrobben |
schrobben:
šrubə (Q284p Eupen)
|
schrobben
III-2-1
|
19536 |
schrobbezem |
schrobber:
šrybər (Q284p Eupen)
|
Schrubbesen, schrobbezem
III-2-1
|
29150 |
schrobmachine |
wolf:
wǫwf (Q284p Eupen)
|
Machine die de wol uit elkaar trekt. [monogr.]
II-7
|