e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eupen

Overzicht

Gevonden: 1837
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bot mes koetenvilder: kūtəfeͅldər (Eupen) bot mes III-2-1
boter botter: botǝr (Eupen), bǫtǝr (Eupen) Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I] I-11
boterbloem boterbloem: bǫtǝrblǫu̯m (Eupen) Ranunculus L. Een plantengeslacht dat, samen met de (water)ranonkel, uit allerlei verschillende soorten bestaat waarvan sommige inmiddels zeldzaam zijn, zoals de akkerboterbloem (Ranunculus arvensis L.) die vroeger in veel Limburgse akkers voorkwam. In het gebied van het WLD zijn de scherpe (Ranunculus acris L., hierbij afgebeeld), de kruipende (Ranunculus repens L.) en de blaartrekkende (Ranunculus sceleratus L.) boterbloem vrij algemeen en in mindere mate de knolboterbloem (Ranunculus bulbosus L.), de egelboterbloem (Ranunculus flammula L.) en de behaarde boterbloem (Ranunculus sardous Crantz.). De meeste van deze soorten hebben (goud- tot bleek-)gele bloemen en groeien op weilanden, bermen, oevers en andere min of meer vochtige bodem. Ze bloeien van april of mei tot september en worden van ongeveer 10 tot 50 cm hoog. Voor zover mogelijk is de bedoelde soort apart aangegeven. [A 60A, 40, 60, 61, 104; monogr.] I-5
boterham boterham: boͅtəram (Eupen), verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9  boteram (Eupen), knab: verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9  knap (Eupen), knabbe: verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9  kna.bə (Eupen), taart: tārt (Eupen), verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9  tārt (Eupen) boterham [ZND 32 (1939)] III-2-3
boterham (kinderwoord) boterbram: verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9  botterbram (Eupen), bram: verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9  bram (Eupen) Zijn er kinderwoorden voor boterham? [ZND 32 (1939)] III-2-3
botersoorten eifelbotter: vɛnbotǝr (Eupen) [Ge 22, 104; Ge 22, 106; Ge 22, 109; Ge 22, 112; Ge 22, 113; monogr.] I-11
botervlootje stolp: štøͅlp (Eupen) botervloot III-2-1
bouwland land: lãi̯.nt (Eupen), veld: fɛi̯lt (Eupen), fɛ̄i̯lt (Eupen), vē̜i̯.lt (Eupen), vęi̯lt (Eupen), vɛlt (Eupen) Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.] I-8
bouwval barak: brak (Eupen), loge (fr.): loͅtš (Eupen) bouwvallig huis || oud, bouwvallig huis III-2-1
bovenlicht overlicht: ōvǝrlēt (Eupen, ... ), ̇oǝ.vǝrl ̇i ̞j.t (Eupen) Zie kaart. Met de term 'bovenlicht' kan zowel een vast raam boven een (voor)deur als het al dan niet naar binnen openklappend bovenste deel van een raam worden bedoeld. De woordtypen 'waaier', 'waai', 'spinnekop', 'deurlicht' en 'deurvenster' duiden specifiek een vast raam boven een deur aan. [S 4; L 1 a-m; L 22, 10; L B1, 170; N 55, 54a; A 46, 10a, add.; A 46, 10c; A 49, 10; monogr.] II-9