e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eupen

Overzicht

Gevonden: 1837
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bovensprong overket: oǝvǝrkęt (Eupen) Wanneer de schaften in werking zijn gesteld ontstaan er aan de boven- en onderkant van de sprong twee garenvlakken, resp. de bovensprong en de ondersprong, d.w.z. het geheel van de kettinggarens resp. boven en onder de sprong (De Moor, pag. 71). [N 39, 85b] II-7
bovenwerk onderschot: ǫwndǝršot (Eupen) Weefsel waarbij het grootste deel van de schering zich bevindt boven de inslag, zodat deze bijna geheel onder de ketting verborgen is. [N 39, 130a] II-7
braadworst braadworst: brotwōͅš (Eupen) braadworst III-2-3
braaf braaf: braf (Eupen), braft (Eupen), brāf (Eupen, ... ), brāvə (Eupen) braaf [ZND 01 (1922)] || braaf (wijs) [ZND 04 (1924)] III-1-4
braakland braak: brak (Eupen) Stuk land of akker dat men één of meer jaren onbewerkt laat liggen alvorens het opnieuw te beploegen. [N 11, 6; N 27, 4b; N 27, 31; N 11A, 135; A 10, 4; A 33, 12; A 33, 14a; JG 1a, 1b, 2a, 2b, 2c; L 22, 13; L 1a-m; L 1u, 22; L 19b, 1a; S 4; Ale 253; monogr.] I-8
braakliggen braak: brak (Eupen), braken: brōxǝ (Eupen) Land of een akker voor een tijd, soms voor meerdere jaren, onbebouwd laten liggen. Naast de werkwoordelijke woordtypen als braken en braakliggen komen er in dit lemma ook woordtypen voor die bijvoeglijk van aard zijn. Deze hebben grammaticaal de functie van een bepaling van gesteldheid bij de werkwoorden (laten) liggen en zijn, b.v. het land ligt braak, is hard, woest en b.v. het land (voor) vogelwei laten liggen, (in de) dries laten liggen enz. [N 11, 5; N 11, 6; N 11A, 134a; N 11A, 135; N 27, 4b; L 1a-m; L 22, 13; JG 1a, 1b, 1d; S 4; Wi 43; Ale 253; monogr.] I-8
braambes bramelen: brōͅmələ (Eupen), bro͂ͅ.məl (Eupen), broͅmələ (Eupen), zie ook ZND01 a-m (geen verzamelfiches)  brōͅmələ (Eupen), zie ook ZND01 u (geen verzamelfiches)  brōͅməl (Eupen), bruəməl (Eupen), bramen: zie ook ZND01 a-m (geen verzamelfiches)  bri‧əmə (Eupen), zie ook ZND01 u (geen verzamelfiches)  briəm (Eupen), raren ?: zie ook ZND01 a-m (geen verzamelfiches)  raeren (sic) (Eupen) braam(bessen) [RND] || braambes [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)] III-4-3
braambessen bramelen: bromǝlǝ (Eupen) Als aanvulling op de vraag die in het lemma Braam is behandeld werd ook geïnformeerd naar de benamingen van de vrucht van de braamstruik. [JG 1b gedeeltelijk, 1c, 2c] I-5
braamstruik bramelenstruik: brommelestruch (Eupen) braam (struik) [ZND 32 (1939)] III-4-3
braden braden: brōͅ (Eupen), bro‧ə (Eupen), braten  vle͂i.š bro‧ə (Eupen), o tussen o en ou  vleesch broë (Eupen) braden || vlees braden en vlees bakken [ZND 22 (1936)], [ZND m] III-2-3