17659 |
hand |
hand:
haint (Q284p Eupen, ...
Q284p Eupen)
|
hand [ZND m]
III-1-1
|
21496 |
handelen |
handelen:
hai.ndələ (Q284p Eupen)
|
handelen [ZND m]
III-3-1
|
27222 |
handlanger |
opperjong:
upǝrjǫŋ (Q284p Eupen)
|
Helper van de metselaar. Tot de taken van de handlanger behoren onder meer het aandragen van metselstenen en het klaarmaken van de specie. [N 30, 2a; N 30, 2b; N 30, 2c; N 30, 2d; N 30, 40b; N 30, 45a; N 31, 16b; L B 1, 104; monogr.; div.; Vld]
II-9
|
29922 |
handlangeren |
opperen:
upǝrǝ (Q284p Eupen)
|
De metselaar helpen bij zijn werkzaamheden door onder meer metselstenen aan te dragen en mortel klaar te maken. [N 30, 2b; N 30, 2c; monogr.]
II-9
|
18256 |
handschoen |
haas:
hēš - hēšə (Q284p Eupen)
|
handschoen - handschoenen [ZND m]
III-1-3
|
22879 |
handspel |
hands (eng.):
hand (Q284p Eupen)
|
Hij heeft de bal men de hand aangeraakt, het is ... [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
29196 |
handspoel |
schijfje:
šɛfkǝ (Q284p Eupen)
|
De weefspoel die met de hand geworpen wordt. [N 39, 105b]
II-7
|
19566 |
handveger, stoffer |
kwispel:
kwespəl (Q284p Eupen)
|
handveger
III-2-1
|
25056 |
handvol |
handvol:
hāfəl (Q284p Eupen),
hāfələ (Q284p Eupen),
(Häflebröttche)? ps. vragen/nakijken!
hafel (Q284p Eupen)
|
handvol [ZND m] || handvol, zoveel als een hand vult
III-4-4
|
33006 |
handvol -bij het zaaien |
handvol:
hāfǝl (Q284p Eupen)
|
Strikt genomen lopen twee begrippen dooreen: de handvol zaaigoed die de zaaier telkens uit het zaaikleed of de zaaibak neemt om deze uit te strooien, en de hoeveelheid die men, dan vaak met twee handen tegelijk, op kan nemen om de zaaibak te vullen; dit laatste is eigenlijk grob of hoopsel; wanneer beide woorden werden opgegeven, is bij het laatste type opgenomen dat het om twee handen gaat. Ontegenzeglijk wordt grob ook gebruikt voor de handvol bij het zaaien. Zie de toelichting bij het lemma ''met de volle hand -zaaien'' (2.12). [JG 1a, 1b; Wi 51; monogr.]
I-4
|