18106 |
strontje |
wegescheet:
weagesjieët (Q119p Eygelshoven)
|
een zweertje op het ooglid? [DC 60 (1985)]
III-1-2
|
22041 |
strooisel |
strooisel:
štrø̜i̯tsǝl (Q119p Eygelshoven)
|
Dat wat in de stal onder het vee wordt gestrooid. Dat kan vers stro zijn maar ook gehakt stro of afval na het wannen van gedorst graan. Verder gebruikte men bladeren uit hagen, eiken- en beukenbos en loof van struiken eveneens als strooisel. [N 6, 10; L 7, 61b; JG 1a, 1b, 2b-1 add.; N 18, 41 add.; monogr.]
I-11
|
20738 |
strooiselvlaai |
plats:
plats (Q119p Eygelshoven),
strooisel, een -:
sjtreujsel (Q119p Eygelshoven)
|
Vla bedekt met een droog mengsel van boter, basterdsuiker en meel (greumelkeskoek, struiselkoek?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33158 |
strosnijmolen |
hakselmachine:
hɛksǝlmašiŋ (Q119p Eygelshoven)
|
Het toestel waarin en waarmee stro tot snippers gehakt wordt dat als veevoeder moet dienen. Vergelijk ook het lemma ''strosnijbak'' (6.4.2). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel [stro] het lemma ''stro'' (6.1.24). [N 18, 107; L 26, 12; monogr.; add. uit JG 1c]
I-4
|
24481 |
struik (alg.) |
struik:
sjtruuk mv (Q119p Eygelshoven),
štrū.k (Q119p Eygelshoven)
|
struik
III-4-3
|
25138 |
stuifsneeuw |
pulversneeuw:
pôlversnij (Q119p Eygelshoven)
|
fijne stuifsneeuw, poolsneeuw [snipper- snipsneeuw] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
17642 |
stuitbeen |
stuitje:
sjtuutske (Q119p Eygelshoven)
|
stuitbeen [gatschenk, stietje, startschroef] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25198 |
stuiven van droog zand of stof |
stuifwind:
= windvlaag!
inne sjtoēͅf wink (Q119p Eygelshoven)
|
beginnen te stuiven (er waait droog en fijn zand rond bij winderig weer] [stieven, smoren, mouwen, stobberen, stubbelen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
21377 |
stuiver |
knabje:
knepke (Q119p Eygelshoven),
nikkeltje:
ee niekelke (Q119p Eygelshoven)
|
stuiver, een ~ [5-centstuk] [stuiver, nikkel?]. Is er verschil in benaming tussen de oude nikkelen en de nieuwe bronzen stuiver? [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34023 |
stuks -vee |
stuk (vee):
štøk (Q119p Eygelshoven)
|
Een boer heeft 10, 12, 14 enz. stuks vee. [N 3A, 2]
I-11
|