30387 |
uitslag |
uitslag:
ūtšlāx (Q119p Eygelshoven)
|
Een tekening op ware grootte van een kar- of wagenmodel of de onderdelen daarvan. Zie ook het lemma ɛwerktekeningɛ in de paragraaf over de vaktaal van de timmerman.' [N G, 20b]
II-12
|
33846 |
uitwerpselen van het paard |
paardskeutelen:
pēǝtskøtǝlǝ (Q119p Eygelshoven)
|
[A 9, 24b]
I-9
|
34144 |
uitwerpselen van koeien |
koeflat:
kou̯flat (Q119p Eygelshoven)
|
[N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I]
I-11
|
21387 |
unster |
balans:
balans (Q119p Eygelshoven)
|
Weeginstrument met hefboomwerking. [N 18 (1962)]
III-3-1
|
22465 |
vaandel |
vaan:
vaan (Q119p Eygelshoven)
|
Vlag.
III-3-2
|
34061 |
vaars |
vaars:
vēǝš (Q119p Eygelshoven)
|
Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20]
I-11
|
22331 |
vals spelen |
foetelen:
foettele (Q119p Eygelshoven)
|
Vals spelen.
III-3-2
|
22332 |
valsspeler |
foetelaar:
foetteleër (Q119p Eygelshoven)
|
Bedrieger, iemand die oneerlijk speelt.
III-3-2
|
34497 |
van de leg afraken |
van de leg:
van dǝr lęq (Q119p Eygelshoven)
|
[N 19, 50b; N 19, Q 111 add.; monogr.]
I-12
|
34489 |
van veren wisselen |
in de muit zijn:
en dǝ mūt zii̯ǝ (Q119p Eygelshoven),
muiten:
mūtǝ (Q119p Eygelshoven)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|