24402 |
visaas |
lokaas:
lokoas (Q119p Eygelshoven)
|
wormpje, borstelig ~ dat als aas wordt gebruikt bij het vissen [sprot-, sprokaos] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
20727 |
vlaai |
vladem:
vlaam (Q119p Eygelshoven)
|
Vla, bekend cirkelvormig gebak met vulling (vlaoj, flaaj, tabbeschaas?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20730 |
vlaai met deegdeksel |
toeslag:
tôwslaag (Q119p Eygelshoven)
|
Vla met deksel van deeg (dekselvlaoj, slof, toeslaag?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20731 |
vlaai met reepjes deeg |
leddertjesvladem:
ledderkesvlaam (Q119p Eygelshoven),
linzentaart:
linzetoeët (Q119p Eygelshoven)
|
Vla waarover kruislings reepjes van deeg zijn gelegd (lödderkesvlaa?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20729 |
vlaaienvulling |
spijs:
spies (Q119p Eygelshoven)
|
Vruchtenmoes dat op de vla gesmeerd wordt (spijs?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24266 |
vlaamse gaai |
markolf:
merkhof, merkuf (Q119p Eygelshoven),
mèrkhòf (Q119p Eygelshoven),
mérkuf (Q119p Eygelshoven)
|
gaai (34 blauwe veertjes in vleugel; kan veertjes opzetten; hele jaar in bossen; soms in troepjes op trek; echte schreeuwlelijk; ook tam te maken [N 09 (1961)] || vlaamse gaai
III-4-1
|
34130 |
vleeskoe |
vleeskoe:
vlēškǫu̯ (Q119p Eygelshoven)
|
Koe die vlezig van bouw is. [N 3A, 149]
I-11
|
34378 |
vleiwoord voor het varken |
kuus:
kø̄š (Q119p Eygelshoven),
kuusje:
køškǝ (Q119p Eygelshoven)
|
[VC 14, 2c v]
I-12
|
34348 |
vlekziekte |
vuur:
vȳr (Q119p Eygelshoven)
|
Vlekziekte wordt veroorzaakt door een bacterie. De ziekte gaat gepaard met hoge koorts; op de huid tekenen zich rode en soms donkerblauwe vierkante of ruitvormige vlekken af (WBD I.6, blz. 854). [N 19, 27a; N 19, 27b; N 52, 19; N 76, 57; A 48a, 32; monogr.]
I-12
|
22375 |
vlieger |
windvogel:
winkvoeëgel (Q119p Eygelshoven)
|
Vlieger.
III-3-2
|