19574 |
drinkglas |
glas:
glaas (Q119p Eygelshoven),
glās (Q119p Eygelshoven),
schopje:
glaasje bier
šøͅpkə (Q119p Eygelshoven)
|
drinkglas [RND] || drinkglas zonder voet [N 20 (zj)]
III-2-1
|
33672 |
drinkkuil in de wei |
poel:
pōl (Q119p Eygelshoven)
|
Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.]
I-8
|
20635 |
dronken |
een stuk in de kraag:
ee sjtuk in der kraag (Q119p Eygelshoven),
vol:
vòl (Q119p Eygelshoven)
|
dronken [N 10 (1961)]
III-2-3
|
20622 |
dronken zijn |
zalig zijn:
deeje is ziêlig (Q119p Eygelshoven)
|
dronken [N 10 (1961)]
III-2-3
|
25232 |
droog blijven |
t blijft over]:
⁄t drieft uvver (Q119p Eygelshoven),
⁄t trukt uvver (Q119p Eygelshoven)
|
droog blijven hoewel er regen dreigt, gezegd van het weer [t weert heen [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25128 |
droog weer |
droog:
trûûch (Q119p Eygelshoven)
|
droog [RND]
III-4-4
|
19656 |
droogdoek, theedoek |
droogdoek:
druuëgdook (Q119p Eygelshoven),
spoeldoek:
sjpeuldook (Q119p Eygelshoven, ...
Q119p Eygelshoven)
|
de doek waarmee het afgewassen vaatwerk wordt gedroogd; zijn er verschillende soorten [DC 15 (1947)] || Hoe noemt u de doek waarmee men afdroogt? [N105 (2000)]
III-2-1
|
34156 |
droogstaan |
droogstaan:
drȳǝxštǭ (Q119p Eygelshoven)
|
Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b]
I-11
|
25126 |
druilerig en koud weer |
zouwel(weer):
zauwelweer (Q119p Eygelshoven)
|
druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
31978 |
dubbel kruishout |
dobbel kruishout:
dubǝl krytshōt(s) (Q119p Eygelshoven)
|
Een kruishout met twee, onderling verstelbare kruishoutbenen die elk voorzien zijn van een kraspennetje. Het dubbel kruishout wordt gebruikt om snel evenwijdige lijnen op het hout te kunnen trekken. Zie ook afb. 102. [N 53, 191f; N G, 17b]
II-12
|