| 31579 |
een rad optrekken |
optrekken:
optre̜kǝ (Q119p Eygelshoven)
|
In het algemeen een wielband om de velg van een karwiel leggen. Zie ook de lemmata ɛbandenhaakɛ en ɛtrekhaakɛ.' [N G, 46c; A 42, 17 add.]
II-11
|
| 18077 |
een verkoudheid hebben |
de snop hebben:
iech han der sjnób (Q119p Eygelshoven)
|
Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben ~ [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
| 34495 |
een zandbad nemen |
(zich) mullen:
mølǝ (Q119p Eygelshoven),
poedelen:
pudǝlǝ (Q119p Eygelshoven)
|
Met de vleugels een zandbad nemen in de zonneschijn, gezegd van kippen. [N 19, 61b; A 28, 13a; A 28, 13b; Lu 6, 13a; Lu 6, 13b; monogr.]
I-12
|
| 33414 |
eendenhok |
eendenhok:
ɛ ̝ndǝhǫk (Q119p Eygelshoven)
|
Afgeschotte ruimte in de stal, doorgaans vlak bij de kippenkooi, waar men eenden houdt. [A 10, 9j]
I-6
|
| 17585 |
eerste baardharen |
melkshaar:
milks hôôr (Q119p Eygelshoven)
|
baardharen, eerste ~ [muggebeen, duivelshaar] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
| 32788 |
eggen |
egen:
e ̞ǝgǝ (Q119p Eygelshoven)
|
Het land met de eg bewerken, met de eg over het land gaan. Bedoeld wordt die bewerking waarbij de tanden van de eg door de grond gaan. Voor de bewerking van de grond met een ondersteboven gekeerde eg zie men het lemma ''slepen''. De verschillende manieren van eggen komen in de volgende lemmata aan de orde. NB 1. Hieronder worden de typen eegden, egen en eggen onderscheiden. Onder verwijzing naar dit lemma wordt het betrokken woord(deel) in de volgende lemmata door ''eggen'' resp. ''eggen'' gesubstitueerd. 2. In de volgende lemmata is het werkwoordelijk deel eggen bij de dialectvarianten kortheidshalve weggelaten. In verband daarmee wordt eventuele assimilatie c.q. invoeging van een verbindings-n aan het slot van het aan eggen voorafgaande woord(deel) niet tot uitdrukking gebracht. [JG 1a + 1b; N 11, 79; N 11A, 170; N 15, 3; R 3, 4; div.; monogr.]
I-2
|
| 34536 |
ei zonder schaal |
liesei:
līsęi̯ (Q119p Eygelshoven),
liezenei:
līsǝęi̯ (Q119p Eygelshoven),
līzǝęi̯ (Q119p Eygelshoven)
|
Ei dat alleen door een vlies is omgeven en dat geen schaal heeft. [N 19, 54a; N 7, 11; JG 1b, 1c, 2c; L 5, 80; Vld.; L B2, 366; monogr.]
I-12
|
| 34526 |
eieren uithalen |
rapen:
rāpǝ (Q119p Eygelshoven)
|
De gelegde eieren uit het nest halen of oprapen. In dit lemma is een opgegeven object ei of eieren niet gedocumenteerd. Voor een fonetische documentatie van "ei" zie het lemma EI (5.11.2). [N 19, 35]
I-12
|
| 22738 |
eiertikken |
titsen:
tietsje (Q119p Eygelshoven)
|
Tikken van paaseieren.
III-3-2
|
| 27519 |
eigennamen van de mijnen |
de staat:
dǝr štāt (Q119p Eygelshoven
[(Laura / Julia)]
[Domaniale]),
domaniale:
domaniālǝ (Q119p Eygelshoven
[(Laura / Julia)]
[Domaniale]),
hollandse kuil:
hǫlǝntšǝ kul (Q119p Eygelshoven
[(Laura / Julia)]
[Domaniale, Wilhelmina]),
wilhelmina:
welhɛlmina (Q119p Eygelshoven
[(Laura / Julia)]
[Domaniale])
|
In dit lemma komen de namen van mijnen aan de orde. Er zijn twee hoofdgroepen van mijnen t.w. de Nederlands Limburgse groep en de Belgisch Limburgse. Binnen de Nederlandse groep maakt men onderscheid in Staatsmijnen en particuliere mijnen. Wilhelminat de naamgeving betreft valt op dat de Nederlands-Limburgse mijnen eigennamen hebben zoals namen van leden van het Vorstenhuis Oranje, terwijl de Belgisch-Limburgse mijnen voornamelijk aangeduid worden met de naam van de plaats waar een bepaalde mijn ligt. Volgens de informant van Q 113 werd de Staatsmijn Hendrik door Schinvelders "onze kuil" genoemd. De Lauraen Julia werden ook met de term de "Eygelser kuilen" aangeduid. Het woordtype "Evence Coppée" verwijst naar een van de grondleggers van de Kempense mijnindustrie. Bovendien bestond er een Holding Group met die naam. Met "Limburg-Maas" duidt men ook wel de mijn te Eisden aan. De naam is een verwijzing naar de maatschappij die de mijn exploiteerde: S.A. des Charbonnages de Limbourg-Meuse. Alle eigennamen in het woordtype worden voor de uniformiteit met een kleine letter in plaats van een hoofdletter geschreven. [N 95, 2; monogr.]
II-5
|