19519 |
etensketeltje |
mietje:
mietje (Q119p Eygelshoven, ...
Q119p Eygelshoven),
gemailleerd pannetje met handvat waarin warme maaltijd naar het veld werd gebracht
mietje (Q119p Eygelshoven)
|
berremiet/ marmiet, in de betekenis van koperen waterketel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || tweelingpannetje (voor soep en aardappelen) om eten naar arbeiders in het veld te brengen (hinkelman) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20719 |
etensresten |
orten:
ôtse (Q119p Eygelshoven)
|
Etensresten, overschotjes (orte?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
22431 |
feest |
feest:
fes (Q119p Eygelshoven)
|
Feest.
III-3-2
|
21127 |
fiets |
fiets:
fiets (Q119p Eygelshoven)
|
Wat is de dialectbenaming voor een rijwiel in het algemeen [N 99 (1991)]
III-3-1
|
34242 |
filter in de melkzeef |
zijdoekje:
zęi̯dø̄kškǝ (Q119p Eygelshoven)
|
In het algemeen is de filter een linnen of katoenen lap waardoor de melk gezuiverd wordt van verontreinigingen. In plaats van deze lap gebruikt men ook wel een vel filtreerpapier of een schijf watten. Ouderwets is de met paardenhaar vervaardigde melkzeef. [L 48, 35.Ia, Ib en Ic; Lu 2, 35.Ib en Ic; A 18, 11b en 11c; BN 2, 4; monogr.]
I-11
|
18010 |
flauwvallen |
kwalijk worden:
koalig weade (Q119p Eygelshoven),
onmachtig worden:
onmechtig weade (Q119p Eygelshoven)
|
het bewustzijn verliezen [DC 60 (1985)]
III-1-2
|
18021 |
fluim |
koet:
koe:t (Q119p Eygelshoven)
|
fluim [klad, kwalster, kwaaier] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
18024 |
fluimen uitspuwen |
koeten:
koete (Q119p Eygelshoven)
|
spuwen: fluimen uitspuwen [kwalstere, kwaajere, uitgooje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21345 |
fluisteren |
fluisteren:
flustere (Q119p Eygelshoven)
|
fluisteren [DC 16 (1948)]
III-3-1
|
22994 |
fluit |
fluit:
fleut (Q119p Eygelshoven)
|
Fluit.
III-3-2
|