20787 |
koken (intr.) |
koken:
kaoəkə (Q119p Eygelshoven)
|
koken [RND]
III-2-3
|
17813 |
komen |
komen:
komə (Q119p Eygelshoven)
|
komen [RND]
III-1-2
|
20005 |
konijn |
konijn:
(mv.)
knieng (Q119p Eygelshoven)
|
konijn
III-2-1
|
24322 |
konijnenhol |
konijnshol:
kniĕngshol (Q119p Eygelshoven)
|
konijnenhol [DC 55 (1980)]
III-4-2
|
20133 |
konijnenjong |
konijntje:
knienke (Q119p Eygelshoven),
worp:
worp (Q119p Eygelshoven)
|
konijn, jongen ve konijn [N 19 (1963)]
III-2-1
|
21266 |
koning |
koning:
køͅniŋ (Q119p Eygelshoven)
|
koning [RND]
III-3-1
|
22812 |
koning in het kaartspel |
koning:
köning (Q119p Eygelshoven)
|
En hoe [noemt u van het kaarspel] de [verschillende] plaatjes? - II. Koning. [DC 52 (1977)]
III-3-2
|
28400 |
koningin |
koningin:
kønǝgen (Q119p Eygelshoven)
|
Het enige volmaakt vrouwelijke dier in een bijenkolonie. Geslachtelijk is de koningin gelijk aan de werkbij, maar in het larvestadium is de aanstaande koningin gevoed met hoogwaardige voedingsstoffen, de koninginnegelei, en de werkbij niet. In ieder volk is slechts één koningin aanwezig. Haar enige taak bestaat in het leggen van eieren. Zij kan bevruchte of onbevruchte eieren leggen. Uit de bevruchte eieren ontstaan werkbijen of eventueel koninginnen, uit de onbevruchte komen de darren. Een koningin kan een leeftijd van vier à vijf jaar bereiken. Is zij niet meer in staat eieren te leggen en daardoor nutteloos geworden voor de kolonie, dan wordt de oude koningin vervangen door een nieuwe. [N 63, 12d; S 3, L 1a-m; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 12; R 3, 42; Ge 37, 37; A 9, 3; monogr.]
II-6
|
19526 |
kookpot |
ketel:
keëtel (Q119p Eygelshoven),
kookketel:
kōͅkkēətəl (Q119p Eygelshoven),
rijstpot:
riespot (Q119p Eygelshoven)
|
pot, metalen ~; inventarisatie benamingen (tutpot, pappot, trekpot, braajpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
24192 |
koolmees, mees |
bijenmeesje:
bijjemiêske (Q119p Eygelshoven)
|
koolmees (14 flinkste en bekendste der boombuitelaars; gele zijkanten; broedt in allerlei gaten, ook bij huizen; roep vaak [tie-ta] of [tie-tie-ta] [N 09 (1961)]
III-4-1
|