34475 |
kuiken |
kuiken:
kȳkǝ (Q119p Eygelshoven)
|
Jong van een kip. [A 6, 1d; Wi 4; RND 1; L 6, 20a; L 42, 32; JG 1a, 1b, 2c; S 14; Gwn 5, 15; Vld.; monogr.]
I-12
|
17606 |
kuiltje (in de kin / wangen) |
kuiltje:
kulke (Q119p Eygelshoven),
kuulke in de kin (Q119p Eygelshoven)
|
Een dergelijk deukje in de kin? [DC 21 (1952)]
III-1-1
|
17773 |
kuit |
brade:
brao (Q119p Eygelshoven),
kuit:
kuut (Q119p Eygelshoven)
|
kuit (wade) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
24201 |
kwartel |
kwartel:
kwattel (Q119p Eygelshoven)
|
kwartel (18 kleine uitgave van patrijs [098], wat anders gekleurd en nu veel zeldzamer; zomervogel; vroeger erg geliefd vanwege de roep [kwik, wik-wik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21419 |
kwartje |
kwartje:
ee kwartje (Q119p Eygelshoven)
|
kwartje, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
31933 |
kwastenboor |
knodeboor:
knǭabōr (Q119p Eygelshoven)
|
Boorijzer dat in de booromslag wordt geplaatst en wordt gebruikt om kwasten uit hout te verwijderen. De kwastenboor heeft een centreerpunt om de boor te geleiden, maar het feitelijke boren gebeurt met een van snijvlakken voorziene, verticale mantel die zorgt dat er een gat met een vlakke bodem in het hout ontstaat. In plaats van de uitgeboorde kwast wordt later een houten prop geslagen. (Handboek Gereedschap, pag. 207). Zie ook afb. 77. [N G, 31f]
II-12
|
24880 |
kweek |
kweek:
kwīǝk (Q119p Eygelshoven),
-
kwieët (Q119p Eygelshoven)
|
Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88] || kweek (Agropyrum repens) [DC 26 (1954)]
I-5, III-4-3
|
21668 |
kwitantie |
kwijting:
kwieting (Q119p Eygelshoven),
kwietoeng (Q119p Eygelshoven)
|
kwitantie, bewijs van schulddelging [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33650 |
laagte in een akker |
del:
dɛl (Q119p Eygelshoven)
|
Laagte of kuil waar de grond steeds vochtig blijft of waar water blijft staan. [N 11, 3a, N 11, add.; Vld.; monogr.]
I-8
|
18301 |
laars tot of boven de knie |
stevel:
sjtievele (Q119p Eygelshoven)
|
Hoe noemt men de laarzen (die tot of boven de knie reiken)? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|