18147 |
lam |
lam:
lam (Q262p Eynatten)
|
Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.]
I-12
|
34586 |
lamoen |
karrengestel:
karǝgǝštɛl (Q262p Eynatten)
|
Het voorstel in z''n geheel: de twee berries en de verbindingsscheien. De benaming voor het lamoen komt voornamelijk voor in het zuidoosten van Belgisch Limburg en in het zuiden van Nederlands Limburg. [N 17, 50b + 90; N G, 54b + 56h + 64a; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20]
I-13
|
17814 |
laten |
laten:
lōssə (Q262p Eynatten)
|
laten [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
21376 |
leren |
leren:
dow has hyj ət metstə jəli‧ə.t, eͅn do bez brāf jəwest, dow dø‧ə.š fr"jər noͅ hēm jūən wi di andər (Q262p Eynatten)
|
Gij hebt vandaag het meeste geleerd en ge zijt braaf geweest, gij moogt vroeger naar huis gaan als de andere. Gij: deze ganse zin staat in de tweede pers. enkelv. [ZND 04 (1924)]
III-3-1
|
19085 |
liegen |
liegen:
lüjjə (Q262p Eynatten)
|
liegen [ZND 25 (1937)]
III-3-1
|
24343 |
lieveheersbeestje |
oliepietje:
ook in ZND 16, 006
t-oͅələpeͅtšə (Q262p Eynatten)
|
lieveheersbeestje [ZND 05 (1924)]
III-4-2
|
17816 |
liggen |
liggen:
lījjə (Q262p Eynatten)
|
liggen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
24567 |
lijsterbes |
vogelskers:
voͅ:rəlskijš (Q262p Eynatten)
|
lijsterbes (Sobus aucuparia) [Lk 04 (1953)]
III-4-3
|
17817 |
lopen |
lopen:
lŏŏfə (Q262p Eynatten)
|
lopen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
25217 |
luchtx |
lucht:
lūət (Q262p Eynatten, ...
Q262p Eynatten)
|
lucht [ZND 01 (1922)], [ZND 04 (1924)]
III-4-4
|