e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q202p plaats=Eys

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leeftijd, ouderdom leeftijd: dieër lopt noch flink vuuër ine van oere  leiëftied (Eys) U loopt nog flink voor iemand van uw leeftijd. [DC 39 (1965)] III-2-2
leeg, gezegd van een noot doof: dō.f (Eys, ... ), leeg: laeg (Eys, ... ) leeg, gezegd van een noot waar niets in zit (leeg, doof, loos). [N 82 (1981)] I-7, III-2-3
leeg, niets bevattend leeg: leag (Eys), lèəg (Eys), l‧eͅax (Eys, ... ), l‧eͅəx (Eys, ... ), verlaten (ruimte): verloate (Eys), vərl‧oͅatə (Eys) leeg (ijdel, ijl, laas) [DC 03 (1934)] || niets bevattende, gezegd van bijv. een fles, een kan, een kopje, een vertrek etc. [leeg, ijdel, ijl] [N 91 (1982)] || waar niemand aanwezig is, leeg [wepel, verlaten] [N 91 (1982)] III-4-4
leegloper faulenzer (du.): m.  vū.leͅ.nzər (Eys), leegloper: laegloper (Eys), lêgleuper (Eys), m.  l‧ēͅəxlø̄.pər (Eys), vuile beer: m.  v‧ulə b‧eͅər (Eys) een persoon die zonder iets te verrichten en zonder bezigheden rondloopt [leuteraar, leegloper] [N 85 (1981)] || leeglooper [SGV (1914)] III-1-4
leep, doortrapt durch-dreven (< du.): dø.rəx˃dri.əvə (Eys), m.  dø.rəx˃dri.əvə (Eys), durch-treden (< du.): dø.rəxtr‧oͅanə (Eys), niedertrchtig (du.): ni.ədərdreͅ.xtex (Eys) een doortrapte kerel [fijnaard, fijne, leperd] [N 85 (1981)] || zeer bedreven in het kwaad of in het kwaaddoen en daarbij zeer sluw [slim, glad, hel, leep, doortrapt] [N 85 (1981)] III-1-4
leerling leerling: leirling (Eys), schoolkind: (o.).  š‧uəlke.ŋk (Eys) de persoon [meestal een kind] dat onderwijs krijgt [leerder, leer] [N 90 (1982)] III-3-1
leerlooier leerlooier: lę̄rlyjǝr (Eys) Persoon die huiden bereidt tot leer door looiing. [S 22; monogr.] II-10
leerrede homilie (<gr.): homilie (Eys), predik: prëdig (Eys) Een leerrede, een tekstverklarende preek, homilie. [N 96B (1989)] III-3-3
leervlucht opleervlucht: (v.).  o.pl‧iərvlø.x (Eys), voortoer: (m.).  vy.ərtu.ər (Eys), voorvlucht: vuurvluchte (Eys) Hoe zegt men / hoe noemt men in Uw dialect: een georganiseerde vlucht om jonge duiven te leren [N 93 (1983)] III-3-2
leesband leesband: l˙ę̄ǝs˱ba.nt (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Transportband waarop de schachtkool van de schacht naar de wasserij wordt vervoerd. Langs deze band staan de leesjongens die de stenen en andere ongerechtigheden uit de kolen rapen. [N 95, 832; monogr.; N 95, 14] II-5