20525 |
flensje |
pannenkoek:
pannekook (Q202p Eys, ...
Q202p Eys)
|
flensje; Hoe noemt U: Een dun pannekoekje, een flensje (struifje, koekje, flensje, broedertje) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25295 |
fles, maat van ong. 0,8 liter |
fles:
fles (Q202p Eys)
|
de maat die een inhoud aangeeft van 0,8 liter [fles] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17989 |
flets |
flets:
flets (Q202p Eys),
groen:
greun (Q202p Eys),
pips:
pe.pš (Q202p Eys),
pips (Q202p Eys)
|
Flets: ongezond bleek of vaal van gelaatskleur (flets, geeps, kwips, pips). [N 84 (1981)] || geepsch (kwipsch) [SGV (1914)]
III-1-2
|
18912 |
flink; flinke persoon |
flink:
flink (Q202p Eys, ...
Q202p Eys),
hel:
heal (Q202p Eys),
hem aan de keel gaan:
əm an dər k‧ēl goͅ.a (Q202p Eys)
|
flink: U loopt nog - voor iemand van uw leeftijd [DC 39 (1965)] || geneigd om flink aan te pakken, om stevig door te werken [hel, flink] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18021 |
fluim |
fluim:
fluum (Q202p Eys)
|
fluim [SGV (1914)]
III-1-2
|
21345 |
fluisteren |
fluisteren:
flüstere (Q202p Eys),
wiezelen:
wiesjele (Q202p Eys, ...
Q202p Eys)
|
fluisteren [DC 16 (1948)] || lispelen [SGV (1914)]
III-3-1
|
22123 |
fluiten naar de duiven |
fluiten:
fleute (Q202p Eys),
lokken:
loͅ.kə (Q202p Eys)
|
Hoe noemt U het fluiten naar de duiven? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
28760 |
fluweel, velours |
velours:
flūr (Q202p Eys)
|
Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.]
II-7
|
25025 |
fonkelen, flonkeren |
blinken:
ble.ŋkə (Q202p Eys),
flonkeren:
flonkere (Q202p Eys)
|
levendig, maar niet onrustig stralen of glanzen, warm schitteren [sprietelen, fonkelen, flonkeren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21559 |
fooi |
drinkgeld:
drinkgeld (Q202p Eys),
o.
dre.ŋk˃geͅ.lt (Q202p Eys),
fooi:
fooi (Q202p Eys)
|
de gift in geld aan iemand die een dienst verleend heeft (vanwege zijn beroep) [fooi, pree, drinkgeld] [N 89 (1982)]
III-3-1
|